Examples of using "Mówił" in a sentence and their dutch translations:
- Hij sprak.
- Hij was aan het spreken.
Tom sprak.
- Heb jij begrepen wat hij zei?
- Hebt gij begrepen wat hij zei?
"We gaan allemaal dood, Susie," zei hij.
Waarom sprak Tom niet?
Tom praatte in zijn slaap.
Waar had Tom het met Maria over?
Ik kreeg de grote lijnen mee van wat hij zei.
Je bent nog mooier dan Tom zei.
Heeft Tom iets over me gezegd?
Ik heb je nog nooit zo horen praten.
...de wereld zou zeggen dat de sociale democratie...
- Het merendeel van wat hij zei, heb ik niet begrepen.
- Het grootste deel van wat hij zei, heb ik niet verstaan.
Tom heeft me nooit gezegd dat hij naar Harvard wilde.