Examples of using "Wszyscy" in a sentence and their dutch translations:
Iedereen wachtte.
Iedereen zegt het.
Iedereen staat.
Iedereen juichte.
Iedereen schreeuwde.
Iedereen wachtte.
Iedereen keek.
Iedereen is ontsnapt.
Iedereen bleef.
Iedereen raakte in paniek.
Iedereen heeft betaald.
Iedereen sprong.
Iedereen is weggegaan.
Iedereen leest.
Iedereen is aan het kijken.
Iedereen dronk.
We liegen allemaal.
Iedereen huilt.
Iedereen wachtte.
- Iedereen wacht.
- Ze wachten allemaal.
- Iedereen slaapt.
- Iedereen is aan het slapen.
Iedereen praat.
Iedereen is in leven.
Iedereen is aan het eten.
Iedereen kreunt.
Iedereen had het op mij gemunt.
Maar niet allemaal.
ieder van ons ervaart angst,
Iedereen was ontzettend blij.
We haatten allemaal Tom.
Iedereen weet dat.
Allemaal aan boord!
Iedereen lachte.
Alle studenten applaudisseerden.
Dat denkt iedereen.
Maak dat je hier wegkomt! Ieder van jullie!
Iedereen haat Tom.
Iedereen glimlachte.
Iedereen is ziek.
Iedereen bad.
- Iedereen aarzelde.
- Iedereen twijfelde.
Iedereen naar beneden!
Iedereen applaudisseerde.
Iedereen was gelukkig.
Iedereen houdt van haar.
Iedereen zoekt geluk.
We moeten allen sterven.
Iedereen vindt haar aardig.
- We maken allen fouten.
- We maken allemaal fouten.
Iedereen was het daarmee eens.
Iedereen is aan het kijken.
Iedereen haat me.
Iedereen houdt van ijs.
Iedereen had medelijden met Tom.
- Iedereen houdt van hem.
- Hij is door iedereen graag gezien.
- Iedereen mag hem.
Iedereen is akkoord.
Iedereen moet het weten.
We waren allemaal geschokt.
We gaan allemaal samen.
Iedereen glimlacht.
Ziet iedereen dat? Gaaf, nietwaar?
Dus, waar is iedereen?
"We gaan allemaal dood, Susie," zei hij.
Iedereen heeft respect voor je. Iedereen heeft respect voor je.
Alle mensen zijn gelijk.
Iedereen gaat dood.
- Iedereen wacht op je.
- Iedereen wacht op u.
- Iedereen wacht op jullie.
Iedereen had een goed jaar.
- We wonen allen in dezelfde buurt.
- We wonen allemaal in dezelfde buurt.
Alle leden waren aanwezig.
Ze kunnen allemaal rijden.
De aanwezigen zijn allemaal Japanners.
Iedereen wist het.
- Iedereen klapt.
- Iedereen applaudisseert.
We gaan allemaal toch dood.
- Ze keken allemaal naar Tom.
- Ze keken Tom allemaal aan.
Zijt ge allemaal klaar?
- We keken allemaal uit het raam.
- We keken allemaal door het raam.
We worden niet allemaal verkouden.
Iedereen begon te lachen.
Iedereen heeft het erover.
Ze zijn allen Canadees.
Iedereen is over haar aan het praten.
Iedereen houdt van grote pizza's.
Iedereen voelde zich veilig.
Ze zijn allemaal verdronken.
Iedereen was geïnteresseerd in het verhaal.
We spreken allemaal Frans.
- Waarom lacht iedereen?
- Waarom is iedereen aan het lachen?
Waarom lachen jullie?
Iedereen weet het.