Examples of using "L'auto" in a sentence and their dutch translations:
De auto is klaar.
De auto is geel.
Zet de auto in de garage.
Ik zag hem de auto wassen.
- Hou die auto tegen!
- Stop de auto!
want niemand rijdt nog auto --
Ik laat je de auto zien die ik net gekocht heb.
Deze auto werd gemaakt in Japan.
Hij rijdt vaak met zijn vader's auto.
Mijn zus haar auto is roze.
De auto is geel.
- De auto crashte tegen de muur.
- De auto reed tegen de muur.
- De auto botste tegen de muur.
De auto is geel.
De auto naderde heel langzaam de douane.
Hij ontwierp de auto.
Mijn auto is gisteravond gestolen.
Tom reed met de auto.
Hij is de auto aan het wassen.
De auto is klaar.
De auto is geel.
Hij is de auto aan het wassen.
Start de auto.
De blauwe auto is duur.
Ik heb contant betaald voor de auto.
Paula gaat de auto morgen wassen.
De auto is erg snel.
Ik zag hem de auto wassen.
Zet de auto in de garage.
Dit is Toms auto.
Tom parkeert de auto.
Waar is de auto van Tom?
- De auto is in de garage.
- De auto staat in de garage.
Je kan je auto hier niet parkeren.
De auto kwam vast te zitten in de modder.
Hoeveel kost de duurste auto?
Ik herkende Toms auto.
De auto van mijn vader is nieuw.
Ik laat je de auto zien die ik net gekocht heb.
Mijn auto is gisteravond gestolen.
De man die de auto aan het wassen is, is meneer Jones.
De auto van mijn oom is sneller dan de mijne.