Examples of using "Lavare" in a sentence and their dutch translations:
Ik zag hem de auto wassen.
Ik moet de afwas doen.
- Hij zal de afwas doen.
- Hij gaat de vaat afwassen.
Ik zag hem de auto wassen.
Kun je me helpen met afwassen?
- Wiens beurt is het om de afwas te doen?
- Wie is aan de beurt om af te wassen?
Het enige wat je hoeft te doen is de afwas.
- Tom zei Mary af te wassen.
- Tom zei tegen Mary dat zij moest afwassen.
Tom heeft een hekel aan afwassen.
Tom hielp Maria met de afwas.
Ik moet mijn tanden poetsen.
Het is Mary's beurt om de afwas te doen.
Ik ga mijn tanden poetsen.
Hij helpt me nooit met de afwas. Hij is erg lui.
Ik moet mijn tanden poetsen.