Examples of using "Finito" in a sentence and their dutch translations:
Ben je klaar?
- Bent u al klaar?
- Zijn jullie al klaar?
Ik ben klaar.
- Ze zijn klaar.
- Zij zijn klaar.
- Het is afgelopen met ze.
Het is nu voorbij.
Ben je klaar?
Ik ben bijna klaar.
Ik ben er klaar mee.
Zijn we klaar?
We hebben geen thee meer.
We hebben geen bier meer.
Ik ben klaar met eten.
Onze benzine is op.
Ik heb geen ideeën meer.
Wanneer was je ermee klaar?
Alles is voorbij.
Tom is klaar.
Hij beëindigde langzaam de race.
Ik heb al gedineerd.
Hebt ge het boek uitgelezen?
- Ben je klaar met je kerstinkopen?
- Bent u klaar met uw kerstinkopen?
- Zijn jullie klaar met jullie kerstinkopen?
Ik heb zojuist mijn huiswerk afgemaakt.
We zijn klaar. De laagjes weer aan.
Het is voorbij.
Onze benzine is op.
Is het allemaal echt voorbij?
- Het Fins is voltooid.
- Het Fins is er geweest.
Tom is niet klaar.
- Ben je al klaar met je huiswerk?
- Heb je je huiswerk al af?
Ik heb dat werk helemaal alleen afgemaakt.
Het is nu voorbij.
Hebt gij uw huiswerk al af?
Ik zal komen wanneer ik mijn huiswerk gedaan heb.
- Ik heb mijn werk al af.
- Ik ben al klaar met mijn werk.
- Ik heb mijn werk al gedaan.
Ik heb juist ontbeten.
Ik ben klaar met de verbeelding.
Het werk is bijna klaar.
Ons huwelijk is over.
Mijn dienst zit erop.
De taak is zo goed als afgewerkt.
Waar is al het brood gebleven?
Het tweede semester is afgelopen.
Ik heb juist gegeten.
Hebt ge het boek uitgelezen?
- Mijn werk is gedaan.
- Mijn werk is voltooid.
Onze tijd zit er bijna op.
Ik heb zojuist mijn huiswerk afgemaakt.
Ik heb zojuist geluncht.
Tom en ik zijn klaar.
Tom is toch bijna klaar?
- Tom is klaar.
- Tom eindigde.
Ik ben klaar met mijn kamer te kuisen.
Ik hoop dat het voorbij is.
- Ik heb dit boek al uit.
- Ik heb dit boek al uitgelezen.
Ik ben nog niet klaar met mijn huiswerk.
Ik heb het boek net uitgelezen.
Ik heb mijn broodje nog niet op.
Het zal in een dag of twee klaar zijn.
Het is bijna voorbij.
Mijn werk is zo goed als klaar.
De bruiloft van de Romeinen is voorbij.
Naomi heeft zojuist haar werk afgemaakt.
Uiteindelijk heb ik mijn taak vervuld.
- Tom was net klaar met avondeten.
- Tom had net zijn avondeten op.
Tom zal waarschijnlijk niet klaar zijn.
Tom is klaar voor vandaag, nietwaar?
Het is goed verlopen.
Nadat hij klaar was met zijn werk, ging hij uit.
Ik ben net klaar met inpakken.
Hij belandde in de gevangenis.
Dit werk moet morgen klaar zijn.
Ik ben blij dat alles voorbij is.
Morgen moet het werk af zijn.
Ik heb dit boek net uitgelezen.
Hij is klaar met het ontbijt.
We hebben geen kaas en crackers meer.
Tom zei dat Mary klaar is.