Examples of using "Già" in a sentence and their dutch translations:
- Heb je haar al gebeld?
- Hebben jullie haar al gebeld?
- Hebben jullie al gegeten?
- Heb je al gegeten?
Heeft u al gestemd?
Heeft u al besteld?
Je weet al te veel.
- Bent u al klaar?
- Zijn jullie al klaar?
Je hebt al gegeten.
Heb je al geluncht?
Heb je al geluncht?
- Hebt ge al gestemd?
- Heeft u al gestemd?
Ik besta al.
Ik heb dat al gedaan.
Ze zijn er al.
Hij was al weg.
Ze is al begonnen.
Ik ben al oud.
Hebt ge al gestemd?
Ik ben al klaar.
Ik was al moe.
- Ik weet al hoe ik moet dansen.
- Ik kan al dansen.
Het is al donker.
Je hebt al gegeten.
Hij was al weg.
Heeft u reeds ontbeten?
Heeft u al kinderen?
Dat wist je al, toch?
Ik heb al een vriendin.
- Heeft u dat al gelezen?
- Heb je dit al gelezen?
- Hebben jullie dit al gelezen?
Ik ben al oud.
Ik heb al gegeten.
Hij is al weg.
Is hij al aangekomen?
- Ik heb dat al gedaan.
- Dat heb ik al gedaan.
Tom weet het al.
We hebben al gegeten.
Ze wisten het al.
Ik kan al dansen.
Ze is al getrouwd.
Nu al?!
Al gegeten?
Je bent al naar Berlijn geweest.
- Het is al zeven uur.
- Het is al 7 uur.
Tom is al begonnen.
Zij zijn waarschijnlijk al dood.
Hebben we elkaar eerder ontmoet?
Heb je de film al gezien?
Hebt ge het boek al gelezen?
Heb je het contract al ondertekend?
- Hebben jullie al een flat gevonden?
- Hebben jullie al een appartement gevonden?
Ik spreek al Frans.
Ik heb al een plan.
Ik heb al ontbeten.
Je bent al mijn vrouw!
Ik heb al een halfuurtje staan wachten.
"Dat wist ik al wel."
Het is nu al mogelijk.
En het is al begonnen.
Stuk voor stuk.
Het bijt al.
Ik spreek al Italiaans.
Het is al aan de gang.
Het is al augustus.
Heb je al gekozen?
Het is al laat.
Ik heb het hem al verteld.
Ik heb het al gekocht.
Heb je al gegeten?
Is het al dinsdag?
Het is al oktober.
Het is al 11 uur.
Is de cafetaria al open?
Tom heeft mij al bedankt.
Ik heb al gedineerd.
Ze zegt dat ze het al gedaan heeft.
Heb je al alle problemen opgelost?
Je hebt dit boek misschien al gelezen.
Ik heb jullie de waarheid al verteld.
Ik heb al koffie gedronken.
Hij heeft al ja gezegd.
Ik heb die roman al gelezen.
Ik heb dit boek al gelezen.
Bent u al eens in Japan geweest?
Ik voel mij al veel beter.
Ik heb al pizza besteld.
In feite gebeurt dit vandaag al.