Translation of "Sírt" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Sírt" in a sentence and their dutch translations:

- Keservesen sírt.
- Keserűen sírt.

- Ze huilde bittere tranen.
- Zij huilde bitterlijk.

Sírt.

Ze huilde.

- Csak sírt.
- Ő csak sírt.

Hij huilde gewoon.

Anyu sírt.

Mama huilde.

Tom sírt.

Tom was aan het huilen.

Ő sírt.

Ze huilde.

Tom sírt?

Heeft Tom gehuild?

Szívszorítóan sírt.

Ze huilde bitter.

Jézus sírt.

Jezus huilde.

Kiástak egy sírt.

Ze groeven een graf.

Tom nem sírt.

Tom huilde niet.

Az anyám sírt.

- Mijn moeder huilde.
- Mijn moeder was aan het huilen.

- A baba egész este sírt.
- A baba egész éjszaka sírt.

- De baby huilde de hele nacht.
- De baby huilde de hele nacht door.

Nem sírt a temetésen.

- Hij huilde niet op haar begrafenis.
- Hij heeft niet gehuild op haar begrafenis.

Mari hazafelé menet sírt.

Maria huilde op de terugweg naar huis.

Láttam Tomit, ahogy sírt.

Ik zag Tom huilen.

Sírt, amikor a levelet olvasta.

- Ze weende terwijl ze de brief las.
- Zij huilde bij het lezen van de brief.

Megpróbáltam felvidítani, de ő csak sírt.

Ik probeerde haar op te beuren, maar ze deed niks dan huilen.

Sírt, míg könnyei teljesen ki nem száradtak.

Ze huilde tot ze geen tranen meer had.