Examples of using "Anyám" in a sentence and their dutch translations:
Mijn moeder is een lerares.
Dit is de computer van mijn moeder.
Mijn moeder is Grieks.
Mijn moeder is oud.
Mijn moeder kookt goed.
- Mijn moeder spreekt traag.
- Mijn moeder spreekt langzaam.
Mijn moeder is altijd bezig.
Mijn moeder is ouder dan mijn vader.
- Mijn moeder is woest.
- Mijn moeder is woedend.
Mijn moeder is een gekke vrouw.
Mijn moeder maakt het ontbijt klaar.
- Mijn moeder huilde.
- Mijn moeder was aan het huilen.
Mijn moeder was een danseres.
Mijn moeder helpt mij veel.
Mijn moeder stierf toen ik nog een kind was.
Sommigen, zoals mijn moeder, sprongen op de 'Great Migration'-wagen --
Mijn moeder kan niet komen.
Mijn moeder repte er niet over.
Mijn moeder is een lerares.
Mijn moeder is niet altijd thuis.
- Mijn moeder kijkt niet graag tv.
- Mijn moeder houdt niet van televisiekijken.
Oom Tom is de broer van mijn moeder.
- Mijn moeder kijkt 's avonds zelden naar de televisie.
- Mijn moeder kijkt 's avonds zelden tv.
- Mijn moeder kijkt niet graag tv.
- Mijn moeder houdt niet van televisiekijken.
Mijn moeder staat nooit vroeg op.
Mijn moeder haat brieven schrijven.
Mijn moeder kocht twee flessen sinaasappelsap.
Mijn moeder kookt voor mij.
Mijn moeder is in de keuken.
Mijn moeder was woedend.
- Mijn moeder kijkt niet graag tv.
- Mijn moeder haat televisiekijken.
Dit is mijn moeder.
...oorspronkelijk uit Baskenland. Mijn moeder kwam uit Colonia...
Moeder was bang dat ik vies zou worden.
Mijn tante is ouder dan mijn moeder.
Mijn moeder heeft mijn haar te kort geknipt.
Mijn moeder spreekt niet zo erg goed Engels.
Mijn moeder spreekt niet zo erg goed Engels.
Mijn moeder bakt ons vaak appeltaarten.
Mijn moeder is een heel goede kokkin.
Mijn moeder heeft me gemaakt tot wat ik vandaag ben.
Ik ga alleen naar de kerk uit plichtsgevoel jegens mijn moeder.
Mijn moeder kocht een gele paraplu voor mijn broer.
Mijn moeder wil dat ik in Zwitserland ga studeren.
Mijn moeder is thuis vertrokken tien minuten geleden.
Mijn tante is ouder dan mijn moeder.
Mijn moeder kocht vorige zondag een mooie jurk voor me.
Mijn moeder gaat elke dag naar de markt om dingen te kopen.
Je doet me denken aan mijn moeder.
Mijn moeder was gisteravond tot laat op.
Mijn moeder spreekt niet zo erg goed Engels.
Ik heb veel familieleden, vooral aan moederskant.
Als we thuis ruzie hebben, kiest mijn man niet mijn kant maar altijd die van zijn moeder.
Hemeltjelief!
Wie denk je dat ik ben?