Examples of using "Pénzünk" in a sentence and their dutch translations:
We hebben geen geld.
We hebben veel geld.
We hebben geen extra geld.
We hebben geen geld.
Al ons geld is weg.
Wij zouden Boedapest bezoeken, maar wij hebben geen geld.
Het probleem is dat we niet genoeg geld hebben.
Het probleem is dat we niet genoeg geld hebben.
We zullen sterven ongeacht of we geld verdienen of niet.