Examples of using "Igazságot" in a sentence and their dutch translations:
Ik ken de waarheid.
- We willen gerechtigheid.
- We willen rechtvaardigheid.
- We willen gerechtigheid.
- We willen rechtvaardigheid.
Ik ken de waarheid.
moeten we de waarheid weten.
- Hij kan de waarheid niet kennen.
- Hij kan de waarheid niet weten.
Ik wil de waarheid weten.
Ik ken de waarheid niet.
Melanie kent de waarheid.
- Ik wil gerechtigheid.
- Ik wil rechtvaardigheid.
We zullen weldra de waarheid weten.
- We eisen gerechtigheid.
- We eisen rechtvaardigheid.
Eens zult ge de waarheid te weten komen.
Zo kom je achter de waarheid.
Ik wil dat je de waarheid weet.
Uiteindelijk vertelde Tom de waarheid.
- Hij kan de waarheid niet kennen.
- Hij kan de waarheid niet weten.
- Hij heeft de waarheid verteld.
- Hij vertelde de waarheid.
Morgen moet ik haar de waarheid zeggen.
Hij en alleen hij weet de hele waarheid.
Het is waar dat hij de waarheid niet kon weten.
- Ik zal hem morgen de waarheid moeten zeggen.
- Morgen moet ik hem de waarheid vertellen.
Ik ken de waarheid niet.
- Hij en alleen hij weet de hele waarheid.
- Hij en alleen hij kent de hele waarheid.
Hij en alleen hij weet de hele waarheid.
Morgen moet ik haar de waarheid zeggen.
Misschien hadden ze Tom de waarheid moeten vertellen.
Het zal niet lang duren voordat we de waarheid weten.
Ik denk aan de momenten waarop ik de waarheid moet zeggen.
Hij heeft de waarheid nooit ontdekt.
- Ik zeg u de waarheid.
- Ik zeg je de waarheid.
Het nieuws spreekt nooit de waarheid en de waarheid wordt nooit nieuws.
Morgen moet ik haar de waarheid zeggen.
- Kennelijk wist niemand hoe het zat.
- Het schijnt dat niemand de waarheid kende.
Vertel me de waarheid.