Examples of using "Akarom" in a sentence and their dutch translations:
Ik wil het.
Ik wil het niet.
Ik wil het niet meer.
Ik wil het zien.
Ik wil deze.
Dit is degene die ik wil.
Ik wil de waarheid horen.
Ik wil Tom niet wakker maken.
Ik wil dat hij daarnaartoe gaat.
Ik wil het niet kopen.
- Ik wil het niet zien.
- Ik wil hem niet zien.
Ik wil mijn ontbijt.
Ik wil weten waarom.
Ik wil het niet meer.
Dat wil ik niet.
Ik wil dat je me kust.
Ik wil niet opgeven.
Ik wil dat vergeten.
Ik wil hem verrassen.
- Dat wil ik niet.
- Ik wil dat niet.
Ik wil mijn leven niet op het spel zetten.
Mam, ik wil dit niet aantrekken.
- Ik wil je mening.
- Ik wil jullie mening.
Maar ik wil niet.
Ik wil dat graag kopen.
Ik wil dat je komt.
Ik wil de waarheid weten.
Ik wil niet dat je je zorgen maakt.
Ik wil niet dat je naar huis gaat.
Ik wil Tom niet laten wachten.
Ik wil niet neergeschoten worden.
Ik wil dat proberen.
Ik wil dat je een liedje zingt.
- Ik wil dat je gaat.
- Ik wil dat u gaat.
- Ik wil dat jullie gaan.
Ik wil de rode ballon.
Ik wil weten waarom.
Ik wil mijn Italiaans verbeteren.
Ik wil haar niet zien.
Ik wil dat niet doen.
Ik wil die hond.
Ik wil mijn land dienen.
Ik wil deze.
Ik wil die tas.
Ik wil haar niet kwetsen.
- Ik wil dat niet doen.
- Ik wil 't niet doen.
Ik wil het hoe dan ook zien.
Ik wil het ook weten!
Ik wil mijn leven veranderen.
Ik wil weten wie gebeld heeft.
Ik wil dat boek lezen.
Ik wil het niet nog eens doen.
Ik wil dat je met me meegaat.
Ik wil het vliegtuig niet missen.
Ik wil Maria.
- Ik wil ze hebben.
- Ik wil ze.
Ik wil dat echt niet doen.
Ik wil dat je weer komt.
Ik wil het ook weten!
Ik wil weten wie gebeld heeft.
Ik wil de film zien.
Ik wil mijn leven niet op het spel zetten.
Ik wil niet het risico lopen het te verliezen.
Ik wil dat je de waarheid weet.
Ik wil ook de oceaan zien.
Ik wil dat echt niet doen.
Ik wil jouw taal niet spreken.
Ik wil dat je me kust.
Ik wil dat Tom wordt gearresteerd.
- Ik wil mijn keuken verbouwen.
- Ik wil mijn keuken herinrichten.
Ik wil Tom.
Ik wil de deur sluiten.
Ik wil het venster niet openen.
Ik wil hem nooit meer zien.
Ik wil dit.
Ik wil de geschiedenis van Japan studeren aan de universiteit.
Ik wil het werk zelf afmaken.
Ik wil bekennen.
- Ik zou graag hebben dat u terug naar Boston komt.
- Ik zou graag hebben dat je terug naar Boston komt.
- Ik zou graag hebben dat jullie terug naar Boston komen.
- Ik wil niets meer horen van je geklaag.
- Ik wil je gejammer niet meer horen.
- Ik wil je gejank niet meer aanhoren.
- Ik wil je geklaag niet meer horen.
Ik doe het omdat ik het wil.
Ik wil dat je een liedje zingt.
Ik wil dat vanavond doen.
Ik wil weten wat je deze zomer gedaan hebt.
Ik wil je gejank niet meer aanhoren.
Ik wil niet schrijven met deze pen.
Ik wil het niet meer.
Ik wil dat lied leren.
Ik wil dit doen, maar ik kan het niet.
- Ik wil dat je blijft.
- Ik wil dat jij blijft.
Ik wil dat je naar het postkantoor gaat.
Ik weet het niet en wil ik ook niet weten.