Examples of using "Igaza" in a sentence and their dutch translations:
Gandhi had gelijk.
Ik denk dat hij gelijk heeft.
Tom heeft gelijk.
Heeft hij gelijk?
Ze heeft ongelijk.
Volgens mij heeft hij gelijk.
Ik vind niet dat hij gelijk heeft.
Tom had gelijk.
Tom heeft gelijk.
Volgens mij heeft hij gelijk.
Heeft Tom gelijk?
U heeft eigenlijk gelijk.
Ik denk dat hij gelijk heeft.
- Tom heeft het mis.
- Tom heeft ongelijk.
Jullie hebben het allebei verkeerd.
Ik durf te zeggen dat hij gelijk heeft.
Adam Smith had gelijk.
Ik vermoed dat je gelijk hebt.
Volgens mij heeft hij gelijk.
- Waarschijnlijk had Tom gelijk.
- Tom had waarschijnlijk gelijk.
- Waarschijnlijk heeft Tom gelijk.
- Tom heeft waarschijnlijk gelijk.
- Macht is recht.
- Macht geeft recht.
Misschien heeft Tom gelijk.
Ik hoop dat Tom gelijk heeft.
Uiteindelijk had hij toch gelijk.
Inktvis Paul had gelijk.
De man heeft gelijk.
Ze heeft altijd gelijk.
Tom heeft absoluut gelijk.
Geen van ons heeft gelijk.
Volgens mij heeft Tom gelijk.
En mijn zus had gelijk.
- Tom heeft het mis.
- Tom heeft ongelijk.
De klant heeft altijd gelijk.
Persoonlijk deel ik zijn mening.
- De klant heeft altijd gelijk.
- Klant is koning.
Ik denk dat Tom gelijk heeft.
Ik hoop dat Tom gelijk heeft.
Tom had vanaf het begin gelijk.
Wie heeft gelijk?
Ik geloof dat Tom helemaal gelijk heeft.
- Tom zegt dat Mary het mis heeft.
- Tom zegt dat Mary ongelijk heeft.
- Tom zegt dat Mary zich vergist.
- Tom zegt dat Mary fout zit.
Ik vermoed dat je gelijk hebt.
Vanuit dit oogpunt, zouden we moeten zeggen dat hij gelijk had.
Ik overtuigde hem dat hij schuldig was.
Daarover zou je gelijk kunnen hebben.