Examples of using "Futni" in a sentence and their dutch translations:
Hij begon te rennen.
- Ik kan lopen.
- Ik kan rennen.
Ik heb hem zien rennen.
Hij begon te rennen.
Ik loop graag.
Houd je van rennen?
Ze houdt er niet van te rennen.
Hij kan snel rennen.
- Begin te rennen.
- Begin te lopen.
Ik liep.
Ik kan rennen.
Hij kan sneller rennen dan ik.
- Mijn broer kan zeer snel lopen.
- Mijn broer kan heel hard lopen.
Ik heb hem zien rennen.
Hij kan niet erg snel rennen.
- Mijn broer kan zeer snel lopen.
- Mijn broer kan heel hard lopen.
Ik kan niet zo snel rennen.
En we zagen haar voor het eerst keihard rennen. (Gelach)
- Wie loopt het snelst, Jumi of Keiko?
- Wie rent er sneller, Yumi of Keiko?
De hond begon te rennen.
Paarden rennen snel.
Deze kuikens groeien zo snel dat ze een krokodil al te snel af kunnen zijn.