Examples of using "Fiam" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb geen zoon.
Ik heb een zoon.
Ik heb drie zoons.
- Ik heb twee zonen.
- Ik heb twee zoons.
Mijn zoon is tien jaar oud.
Mijn zoon zijn badeend is geel.
De gezondheidstoestand van mijn zoon is slecht.
Gij ook, Brutus?
Peter is mijn oudste zoon.
Mijn zoon houdt van raketten.
Mijn zoon kwam naar mijn kamer.
Mijn zoon is langer dan ik.
Mijn zoon geloofde me niet.
Mijn zoon kan nu tot honderd tellen.
Mijn zoon is nu zo groot als ik.
Mijn zoon kan nog niet tellen.
Ik heb twee dochters en twee zonen.
Deze jongen is mijn zoon.
Ik heb twee dochters en twee zonen.
Mijn zoon kan nu tot honderd tellen.
Mijn zoon is nu zo groot als ik.
Ik neem mijn zoon mee naar de dierentuin vanmiddag.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
Mijn zoon is nu zo groot als ik.
Mijn zoon wordt vandaag vier jaar.
Hij is nu een kleine zeebioloog. Hij weet zo veel.
Ik ben gehuwd en heb twee zonen.
Ik heb twee dochters en twee zonen.
Maakt je zorgen om je familie, je kind. Ik had me nooit echt om dieren bekommerd.