Examples of using "Faluban" in a sentence and their dutch translations:
Mijn broer woont in een klein dorpje.
Tom woont in een klein dorpje.
Tom woont in een klein dorpje.
Mijn broer woont in een klein dorpje.
Toms moeder woont in dit dorp.
In ons dorp kent iedereen iedereen.
Mijn naam is Kancha Sherpa. Uit Namche.
De man is goed gekend in het hele dorp.
Dat is het dorp waar ik ben geboren.
"Vandaag is de melkboer begraven. Er was veel volk, want op het dorp kende iedereen hem." "O, is er in Linschoten een melkboer?" "Nou nee, nu dus niet meer!"