Examples of using "Ismer" in a sentence and their dutch translations:
- Kent u me?
- Kent u mij?
Iedereen kent me.
Ze kent me.
Kent ze jullie?
Tom kent iedereen.
Iedereen kent iedereen.
Kent hij me niet?
Tom kent me niet.
Zijn guitigheid kent geen grenzen.
Tom kent heel wat mensen.
Tom kent jou niet.
Hij lijkt ons te kennen.
De natuur kent geen grenzen.
Liefde kent geen grenzen.
- Ken je me?
- Kent u me?
- Ken je mij?
- Kent u mij?
Ze kent me niet eens.
In ons dorp kent iedereen iedereen.
Hij kent tien keer meer Engelse woorden dan ik.
Tom heeft me verteld dat hij niemand kent die Mary heet.
- Tom kent een vrouw die niet graag chocolade eet.
- Tom kent een vrouw die geen chocolade lust.
Onbekend maakt onbemind.
Wie brood geeft, kent geen honger.
Hij kent noch mij noch jullie.
Wie geen vreemde talen kent weet niets van zijn eigen taal.
Ken jij een goede tandarts?