Examples of using "Fivérem" in a sentence and their dutch translations:
Hij is mijn broer.
Ik heb geen broers.
Hij is mijn broer.
- Mijn broer is naar tv aan het kijken.
- Mijn broer kijkt tv.
Mijn broer is gezond.
- Mijn broer speelt gitaar.
- Mijn broer bespeelt de gitaar.
Ik heb drie broers.
Mijn broer is een idioot.
Mijn broer is erg lang.
- Mijn broer vindt horrorfilms leuk.
- Mijn broer houdt van griezelfilms.
Mijn broer houdt van muziek.
Mijn broer gaat naar de universiteit van Kobe.
Mijn broers zoon is mijn neefje.
Mijn broer praat erg snel.
- Mijn broer kan zeer snel lopen.
- Mijn broer kan heel hard lopen.
Ik heb twee broers.
Ik heb twee broers en één zus.
Ik heb een broer en een zus.
Mijn broer is oud genoeg om alleen te reizen.
Mijn broer werd kok.
Mijn broer werkt in Frankrijk.
Hij is mijn broer.
Mijn broer is gezond.
Mijn broer is nu in Australië.
Mijn broer woont in een klein dorpje.
Mijn broer werkt bij een bank.
- Mijn broer kan zeer snel lopen.
- Mijn broer kan heel hard lopen.