Examples of using "Zeh" in a sentence and their dutch translations:
Zijn teen bloedt.
Haar teen bloedt.
Mijn teen begon te bloeden.
Tom stootte z'n teen.
Mijn kleine teen doet pijn.
Hij stootte zijn teen.
Mijn teen begon te bloeden.
Welke teen raak ik aan?
Ik heb mijn grote teen gebroken.
Een vriend van mij is laatst uitgegleden over een autootje dat zijn zoon had laten slingeren op de trap en heeft toen zijn grote teen gebroken.