Translation of "Spaß" in Dutch

- Angeln macht Spaß.
- Fischen macht Spaß.

Vissen is leuk.

Viel Spaß.

Veel plezier.

Viel Spaß!

Veel plezier.

Spaß beiseite!

Even serieus!

- Ich mache nur Spaß.
- War nur Spaß.

Ik maak maar een grapje.

- Hast du Spaß gehabt?
- Hattest du Spaß?

- Heb je plezier gehad?
- Heb je je vermaakt?

Basketballspielen macht Spaß.

Basketbal spelen is leuk.

Maria hatte Spaß.

Maria had plezier.

Ich mache Spaß.

Ik maak een grapje.

Reisen macht Spaß.

Reizen is leuk.

Feiern machen Spaß.

Feestjes zijn leuk.

Das macht Spaß.

Dat is leuk.

Habt ihr Spaß?

Amuseren jullie je?

Kartenspiele machen Spaß.

Kaartspelletjes zijn leuk.

Wissenschaft macht Spaß.

Wetenschap is leuk.

Mathe macht Spaß.

Wiskunde is leuk.

Backen macht Spaß.

Bakken is leuk.

Übersetzen macht Spaß.

Vertalen is leuk.

Tennisspielen macht Spaß.

Tennissen is leuk.

- Englischsprechen macht Spaß.
- Es macht Spaß, Englisch zu sprechen.

Engels spreken is leuk.

- Das wird dir Spaß machen.
- Das wird euch Spaß machen.

Het zal je plezieren.

- Viel Vergnügen!
- Viel Spaß!

Amuseer je!

Ich mache nur Spaß.

Ik maak maar een grapje.

Was für ein Spaß!

Wat leuk!

Baseball spielen macht Spaß.

Het is leuk om honkbal te spelen.

Was kostet der Spaß?

- Hoeveel gaat dit grapje kosten?
- Hoeveel gaat me dat kosten?
- Hoeveel gaat dat me kosten?

Lasst uns Spaß haben.

- Laten we ons vermaken.
- Laten we plezier hebben.

Das macht bestimmt Spaß.

Het zal leuk kunnen zijn.

Das klingt nach Spaß.

Ze ziet er leuk uit.

Wir machen nur Spaß.

We maken een grapje.

Das würde Spaß machen.

Dat zou leuk zijn.

Reisen macht großen Spaß.

Reizen is heel leuk.

Das war ein Spaß.

Dat was leuk.

- Viel Spaß!
- Feier schön!

Amuseer je!

Das Leben macht Spaß.

Het leven is leuk.

Ich hatte Spaß hier.

Ik had plezier hier.

Es hat Spaß gemacht.

Het is leuk geweest.

Ostereier bemalen macht Spaß.

Paaseieren schilderen is leuk.

Wir hatten unseren Spaß.

- We hadden plezier.
- We hadden lol.

Hat es Spaß gemacht?

Was het leuk?

Wir müssen Spaß haben.

we moeten plezier hebben.

Hast du Spaß gehabt?

Hebt ge u vermaakt?

Viel Spaß in Australien!

Veel plezier in Australië.

Was macht hier Spaß?

Wat is er hier voor leuks?

- Ich mache nur Spaß.
- Das ist bloß ein Witz.
- Ich mache Spaß.

- Ik maak maar een grapje.
- Het is maar een grapje.
- Ik maak een grapje.

- Auf einem Pferd zu reiten macht viel Spaß.
- Reiten macht viel Spaß.

- Paardrijden is erg leuk.
- Paardrijden is bereleuk.

Wir werden viel Spaß haben.

We gaan veel plezier beleven.

Das wird euch Spaß machen.

Het zal jullie plezieren.

Wir hatten unseren Spaß damit.

We hadden er plezier mee.

Er spielt Klavier zum Spaß.

Hij speelt de piano voor de lol.

Wir hatten viel Spaß zusammen.

We hadden veel plezier samen.

Ich habe nur Spaß gemacht.

Ik maakte maar een grapje.

- Sei mal ernst!
- Spaß beiseite!

Even serieus.

Es ist nur ein Spaß.

Het is maar een grap.

- Auf einem Pferd zu reiten macht viel Spaß.
- Es macht viel Spaß, auf einem Pferd zu reiten.
- Reiten macht viel Spaß.

- Paardrijden is erg leuk.
- Paardrijden is bereleuk.

- Hat es dir in Boston Spaß gemacht?
- Hat es Ihnen in Boston Spaß gemacht?
- Hat es euch in Boston Spaß gemacht?

Heb je in Boston plezier gehad?

Eine Fremdsprache zu lernen macht Spaß.

Het is leuk om een vreemde taal te leren.

Viel Spaß bei der Party, John.

Veel plezier op het feestje, John.

- Viel Vergnügen!
- Viel Spaß!
- Feier schön!

- Veel plezier!
- Amuseer je!

Es macht Spaß, Esperanto zu lernen.

Het is heel leuk Esperanto te leren.

Alle scheinen ihren Spaß zu haben.

Iedereen lijkt zich te vermaken.

So was macht Tom riesigen Spaß.

Tom krijgt een kick van dit soort ding.

Ich dachte, du hast Spaß gemacht.

- Ik dacht dat u een grapje maakte.
- Ik dacht dat je een grapje maakte.

Es macht Spaß, Englisch zu sprechen.

Engels spreken is leuk.

Das Schwimmen hat uns Spaß gemacht.

- We hebben genoten van het zwemmen.
- We genoten van het zwemmen.

- Es macht Spaß, im Winter einen Schneemann zu bauen.
- Winters einen Schneemann zu bauen, macht Spaß.

- Het is plezant een sneeuwman te maken in de winter.
- Het is leuk om een ​​sneeuwpop te bouwen in de winter.

Es hat nicht besonders viel Spaß gemacht.

Het was niet erg leuk.

- Amüsiert ihr euch gut?
- Habt ihr Spaß?

Amuseren jullie je?

Der Spaß war nicht von langer Dauer.

De pret was niet van lange duur.