Examples of using "Angeln" in a sentence and their dutch translations:
Kunnen we daar vissen?
Tom ging vissen.
Hij ging vissen.
Zij kunnen vissen.
Hij houdt van vissen.
- Ik ging vissen.
- Ik ben gaan vissen.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
Ze gingen gisteren vissen.
Kan je vissen?
Tom gaat misschien niet met ons vissen.
Zondags ging hij dikwijls vissen.
Bill gaat om de dag vissen.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
Vissen is leuk.
Ik ben vorige maandag gaan vissen.
Zij gingen vissen.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
- Probeer je te vissen in troebel water?
- Probeert u te vissen in troebel water?
- Proberen jullie te vissen in troebel water?
- Zij houdt van vissen.
- Hij houdt van vissen.
Ik ga volgend weekend met Tom vissen.
Door de harde regen zijn we niet gaan vissen.
- Als het vandaag zondag was, dan zou ik gaan vissen.
- Als het vandaag zondag was, dan ging ik vissen.
Als je morgen gaat vissen, ga ik ook.
Als het op vissen aankomt, is hij een expert.
- Zij blikken vis in.
- Zij kunnen vissen.
Mijn hobby is vissen.
Ik ben vorig weekend niet met Tom wezen vissen.
Heeft deze boerderij ergens een plekje waar we kunnen vissen?
- Tom is dol op vissen.
- Tom houdt van het vissen.
Als je niets te doen hebt dit weekend, waarom ga je niet met mij vissen?