Translation of "Nur" in Dutch

- Nimm nur eines.
- Nimm nur einen.
- Nimm nur eine.

Neem er maar een.

Nur Geduld!

Wees geduldig!

Nur zu!

Ga je gang!

Lass nur!

- Vergeet het maar!
- Laat maar!

Nur zu.

Hoepel op!

- Nur hier die Unterschrift.
- Nur hier unterschreiben.

Gewoon hier ondertekenen.

- Ich mache nur Spaß.
- War nur Spaß.

Ik maak maar een grapje.

- Du brauchst nur Hilfe.
- Sie brauchen nur Hilfe.
- Ihr braucht nur Hilfe.

Je hebt gewoon hulp nodig.

- Ich schaue nur.
- Ich sehe mich nur um.
- Ich schaue mich nur um.

Ik ben alleen maar aan het kijken.

- Sie sprach nur Deutsch.
- Er sprach nur Deutsch.
- Er konnte nur Deutsch sprechen.

- Hij sprak alleen Duits.
- Hij kon alleen Duits spreken.

- Er trinkt nur Wasser.
- Sie trinkt nur Wasser.

Hij drinkt alleen water.

- Ich sag's ja nur!
- Ich sag ja nur.

Ik zeg het alleen maar!

- Wir sind nur Freunde.
- Wir sind nur befreundet.

We zijn maar vrienden.

- Ich weiß nur das.
- Ich weiß nur dies.

Ik weet alleen dit.

- Sind wir nur Freunde?
- Wir sind nur Freunde?

Zijn we gewoon vrienden?

- Es ist nur ein Traum.
- Das ist nur ein Traum.
- Ist nur ein Traum.

Het is maar een droom.

Mann, sieh nur.

O nee, kijk.

Nur Wasser, bitte.

Alleen water, alstublieft.

Nur fünfzehn Minuten.

- Slechts een kwartier.
- Slechts vijftien minuten.

Ich schaue nur.

- Ik ben alleen maar aan het kijken.
- Ik kijk alleen even rond.

Nur nicht aufgeben!

Geef het niet op!

Nur nach Voranmeldung.

Enkel op afspraak.

Nur für Erwachsene.

Enkel voor volwassenen.

Er weinte nur.

Hij huilde gewoon.

Ich helfe nur.

Ik help alleen maar.

Nur eine Minute!

Wacht eens heel even.

Nur eine Minute.

Eén minuutje.

Er heulte nur.

Hij was gewoon aan het huilen.

- Es war nur ein Witz.
- Es war nur ein Scherz.
- Das war nur ein Scherz.
- Das war nur ein Witz.

Het was maar een grapje.

- Es war nur ein Witz.
- Es war nur ein Scherz.
- Das war nur ein Scherz.

Het was maar een grapje.

- Ich will dir nur helfen.
- Ich will euch nur helfen.
- Ich will Ihnen nur helfen.

Ik wil jullie alleen maar helpen.

- Ich bin nur deinetwegen hier.
- Ich bin nur euretwegen hier.
- Ich bin nur Ihretwegen hier.

Ik ben hier alleen vanwege jou.

- Du verschlimmerst die Situation nur.
- Ihr verschlimmert die Situation nur.
- Sie verschlimmern die Situation nur.

Je verergert de situatie alleen maar.

- Das macht das Problem nur schlimmer.
- Das verschärft nur das Problem.
- Das verschlimmert nur das Problem.

- Dat maakt het probleem alleen maar erger.
- Dat maakt het probleem alleen maar groter.
- Dat verergert alleen maar het probleem.

- Man ist nur einmal jung.
- Wir sind nur einmal jung.

We zijn maar eenmaal jong.

- Wir sind nur gut befreundet.
- Wir sind nur gute Freunde.

We zijn gewoon goede vrienden.

- Du bist nur ein Feigling.
- Sie sind nur ein Feigling.

Je bent gewoon een lafaard.

- Es war nur ein Scherz.
- Das war nur ein Witz.

- Ik zei dat alleen maar om te lachen.
- Het was maar een grapje.

- Nur die Wahrheit ist schön.
- Nur das Wahre ist gut.

Alleen de waarheid is schoon.

- Du strafst dich nur selbst.
- Sie strafen sich nur selbst.

U straft alleen uzelf.

- Wir sprechen zu Hause nur Französisch.
- Zuhause sprechen wir nur französisch.
- Zu Hause sprechen wir nur Französisch.

We spreken thuis alleen Frans.

nur halb im Scherz.

dat was maar gedeeltelijk als grapje bedoeld.

Über nur 3 Medikamente

Op slechts 3 medicijnen

nur aus den Vulkanen?

alleen ontsnapt via de vulkanen?

Ist nicht nur umwerfend.

is dus niet alleen indrukwekkend,

-Ruinieren? -Du tust nur...

Om... -Je doet één ding...

nur einige der Vorteile :

app biedt:

Nur Geld war knapp.

Alleen geld was schaars.

- Nur zu.
- Leg los.

- Ga je gang.
- Ga!
- Ga je gang!
- Ga maar.
- Ga jij maar.
- Aan de slag.
- Vertrek maar.
- Gaat uw gang.

Ich mache nur Spaß.

Ik maak maar een grapje.

Sie isst nur Gemüse.

Ze eet alleen groenten.

Tom war nur höflich.

- Tom was enkel beleefd.
- Tom was alleen maar beleefd.

Nur über meine Leiche!

- Over m'n lijk!
- Over mijn lijk!

Sie wollte nur schlafen.

Ze wilde alleen slapen.

Tom trinkt nur Kaffee.

Tom drinkt alleen koffie.

Man lebt nur einmal.

Je leeft maar één keer.

Sind wir nur Freunde?

Zijn we gewoon vrienden?

Nur ich blieb zurück.

Ik zal alleen blijven.

Ich wollte nur helfen.

Ik wou alleen maar helpen.

Ich will nur helfen.

- Ik wil alleen maar helpen.
- Ik wil gewoon helpen.

Ich vermute das nur.

Ik vermoed dat alleen maar.

Wir waren nur Freunde.

We waren gewoon vrienden.

Ich trinke nur Wasser.

Ik drink alleen water.

Ich will nur Tom!

Ik wil alleen Tom.

War nur ein Scherz!

Het was maar een grapje!

Sieh nur! Eine Sternschnuppe!

Kijk! Een vallende ster!

Wir machen nur Spaß.

We maken een grapje.

- Nimm nur!
- Greif zu!

Help jezelf!

Wie konntest du nur?

Hoe kon je?

Das ist nur Wasser.

- Dit is gewoon water.
- Dit is maar water.

Ich frage ja nur.

- Ik vraag het alleen maar.
- Ik vraag het gewoon.

Bitte nur ein bisschen.

Maar een klein beetje, alsjeblieft.

Ich sag's ja nur!

Ik zeg het alleen maar!

Wir haben nur Tee.

We hebben alleen maar thee.

Alles ist nur Illusion.

Alles is illusie.

Zutritt nur für Studenten.

- Toegang alleen toegestaan voor studenten.
- Toegang toegestaan alleen voor studenten.

Ich weiß nur das.

Ik weet alleen dit.