Translation of "Redest" in Dutch

- Von was redest du?
- Wovon redest du?

Waar heb je het over?

Wovon redest ihr?

Waar heb je het over?

Du redest im Schlaf.

Je praat in je slaap.

Du redest zu viel.

Je praat te veel.

Von was redest du?

- Waar heb je het over?
- Waar praat je over?
- Waar hebt u het over?

Redest du mit mir?

Heb je het tegen mij?

Mit wem redest du?

Tegen wie heb je het?

Du redest wie meine Oma.

Jij praat zoals mijn oma.

"Du redest zu viel.", sagte er.

- „Jij spreekt te veel”, zei hij.
- „Jij praat te veel”, zei hij.

Was redest du für einen Unsinn?

Wat praat je voor nonsens?

Sei still! Du redest zu viel!

Kop dicht! Je praat te veel.

- Von wem sprichst du?
- Von wem sprechen Sie?
- Über wen redest du?
- Von wem redest du?

Over wie heb je het?

Du redest, als wärst du der Chef.

Je praat alsof je de baas bent.

- Von was redest du?
- Wovon redest du?
- Worüber sprichst du?
- Worüber sprechen Sie?
- Worauf sprechen Sie an?

- Waar heb je het over?
- Waar praat je over?
- Waar hebt u het over?
- Waar praten jullie over?
- Wat bedoel je daarmee?

- Mit wem sprichst du?
- Mit wem redest du?

- Met wie ben je aan het praten?
- Tegen wie heb je het?

- Sprichst du zu mir?
- Redest du mit mir?

Spreekt ge tegen mij?

- Redest du über uns?
- Redet ihr über uns?

Praat je over ons?

- Du redest zu viel.
- Du sprichst zu viel.

Je praat te veel.

- Von was redest du?
- Wovon redest du?
- Wovon sprechen Sie?
- Worüber sprichst du?
- Worüber sprechen Sie?
- Worauf sprechen Sie an?

- Waar heb je het over?
- Waar praat je over?
- Waar praten jullie over?
- Waarover hebben jullie het?

Es wäre besser für dich, wenn du mit ihm redest.

Het zou beter zijn voor u als ge met hem zoudt spreken.

- Ich weiß nicht, wovon du redest!
- Ich weiß nicht, wovon Sie reden!

Ik weet niet waar je het over hebt.

- Mit wem sprichst du?
- Mit wem unterhältst du dich?
- Mit wem redest du?

- Met wie ben je aan het praten?
- Tegen wie heb je het?

- Ich habe keine Ahnung, wovon du sprichst.
- Ich habe keinen Plan, wovon du redest.

Ik heb geen idee waar je het over hebt.

- Du redest zu viel.
- Du schwätzt zu viel.
- Du quatschst zu viel.
- Du sprichst zu viel.

- Je praat te veel.
- Je kletst te veel.

- Was redest du für einen Unsinn?
- Was reden Sie für einen Unsinn?
- Was redet ihr für einen Unsinn?

- Wat klets je nou?
- Wat praat je voor nonsens?
- Waar haal je die onzin vandaan?

- Ich weiß nicht, wovon du sprichst.
- Ich weiß nicht, von was ihr sprecht.
- Ich weiß nicht, von was Sie sprechen.
- Ich weiß nicht, wovon du redest.

- Ik weet niet waar je het over hebt.
- Ik weet niet waar u het over hebt.
- Ik weet niet waar jullie het over hebben.

- Ich weiß nicht, wovon du sprichst.
- Ich weiß nicht, von was ihr sprecht.
- Ich weiß nicht, von was Sie sprechen.
- Ich weiß nicht, wovon Sie sprechen.
- Ich weiß nicht, wovon du redest.

- Ik weet niet waar je het over hebt.
- Ik weet niet waar u het over hebt.
- Ik weet niet waar jullie het over hebben.

„Gestern habe ich mich zum ersten Mal mit einem Freund, den ich im Internet kennengelernt habe, getroffen.“ – „Ah, mit diesem Tom, von dem du immer redest?“ – „Ja, genau!“ – „Und wie war’s?“ – „So gutaussehend, wie ich erwartet hatte, war er gar nicht.“

„Oké, dus gister heb ik die kerel ontmoet die ik kende van het internet.” „Die ene Tom waar je het altijd over hebt?” „Ja, die ja.” „En? Hoe was het?” „Hij was niet zo knap als ik had gehoopt.”