Translation of "Oma" in Dutch

0.030 sec.

Examples of using "Oma" in a sentence and their dutch translations:

Oma schaut gerne Fernsehen.

- Grootmoeder kijkt graag tv.
- Oma kijkt graag tv.

Sie wohnt bei ihrer Oma.

Ze woont bij haar oma.

Der Junge besucht seine Oma.

De jongen bezoekt zijn oma.

Du redest wie meine Oma.

Jij praat zoals mijn oma.

Meine Oma hat kein Internet.

Mijn oma heeft geen internet.

Meine Oma wohnt auf dem Land.

Mijn oma woont op het platteland.

Meine Oma hat eine Menge Schals.

Mijn oma heeft een hoop sjaals.

Meine Oma jätete im Hintergarten Unkraut.

Mijn grootmoeder wiedde onkruid in de achtertuin.

Die Pflegerin meiner Oma ist sehr nett.

Mijn oma's verpleegster is heel erg aardig.

Sogar meine Oma kann eine SMS senden.

Zelfs mijn oma kan een sms'je versturen.

Meine Oma denkt, dass ich religiös bin.

Mijn grootmoeder denkt dat ik religieus ben.

Meine Oma hat den Brief heute Morgen abgeschickt.

Mijn grootmoeder postte de brief vanmorgen.

Diesen Ring hat Ilona von ihrer Oma bekommen.

Deze ring heeft Ilona van haar oma gekregen.

Wir machen uns um Oma und Opa Sorgen.

We maken ons zorgen over opa en oma.

Sei nicht so frech, sonst sag’ ich’s Oma!

Wees niet zo brutaal, anders zeg ik het tegen oma!

Meine Oma hat als Kind einige Jahre hier gelebt.

Mijn oma heeft hier als kind een aantal jaren gewoond.

Als ich klein war, kamen noch Opa und Oma um aufzupassen. Abends am Bett las Oma mir vor. Oder Opa erzählte eine Geschichte.

Toen ik klein was, kwamen opa en oma nog om op te passen. 's Avonds op bed las oma me voor. Of opa vertelde een verhaal.

- Meine Großmutter besitzt viele Schals.
- Meine Oma hat eine Menge Schals.

- Mijn grootmoeder bezit veel sjaals.
- Mijn oma heeft een hoop sjaals.

Ich habe Blumen gekauft, weil ich heute Nachmittag meine Oma besuchen gehe.

Ik heb bloemen gekocht, omdat ik mijn oma vanmiddag ga bezoeken.

Oma streute Mehl auf das Nudelholz, damit der Teig nicht daran kleben blieb.

- Oma strooide bloem op de deegrol, zodat het deeg er niet zou aankleven.
- Oma besprenkelde bloem op de deegroller zodat het deeg er niet aan zou kleven.

Erinnerst du dich noch an den Vornamen deiner Großmutter? - Nein, ich nannte sie nur immer Oma.

Herinnert gij u nog de voornaam van uw grootmoeder?- Neen, ik noemde haar altijd gewoon oma.

- Ich besuche gerade meine Großmutter im Krankenhaus.
- Ich besuche meine Oma im Krankenhaus.
- Ich besuche meine Großmutter im Krankenhaus.

Ik bezoek mijn grootmoeder in het ziekenhuis.