Examples of using "Oma" in a sentence and their dutch translations:
- Grootmoeder kijkt graag tv.
- Oma kijkt graag tv.
Ze woont bij haar oma.
De jongen bezoekt zijn oma.
Jij praat zoals mijn oma.
Mijn oma heeft geen internet.
Mijn oma woont op het platteland.
Mijn oma heeft een hoop sjaals.
Mijn grootmoeder wiedde onkruid in de achtertuin.
Mijn oma's verpleegster is heel erg aardig.
Zelfs mijn oma kan een sms'je versturen.
Mijn grootmoeder denkt dat ik religieus ben.
Mijn grootmoeder postte de brief vanmorgen.
Deze ring heeft Ilona van haar oma gekregen.
We maken ons zorgen over opa en oma.
Wees niet zo brutaal, anders zeg ik het tegen oma!
Mijn oma heeft hier als kind een aantal jaren gewoond.
Toen ik klein was, kwamen opa en oma nog om op te passen. 's Avonds op bed las oma me voor. Of opa vertelde een verhaal.
- Mijn grootmoeder bezit veel sjaals.
- Mijn oma heeft een hoop sjaals.
Ik heb bloemen gekocht, omdat ik mijn oma vanmiddag ga bezoeken.
- Oma strooide bloem op de deegrol, zodat het deeg er niet zou aankleven.
- Oma besprenkelde bloem op de deegroller zodat het deeg er niet aan zou kleven.
Herinnert gij u nog de voornaam van uw grootmoeder?- Neen, ik noemde haar altijd gewoon oma.
Ik bezoek mijn grootmoeder in het ziekenhuis.