Examples of using "Rannte" in a sentence and their dutch translations:
Ik liep.
Sami liep.
Taninna rende.
Ze rende weg.
Maria rende.
Ik vluchtte.
Een hond rende.
Ken rende niet.
Hij bleef rennen.
- Maria rende.
- Maria was aan het rennen.
De dief rende weg.
- Hij rende.
- Hij liep.
De jongen liep weg.
- Ik rende naar buiten.
- Ik ben naar buiten gerend.
- Ik liep naar buiten.
- Ik ben naar buiten gelopen.
De zwarte hond rende.
Ze rende weg.
John liep de kamer in.
Hij rende het klaslokaal in.
Ik rende naar mijn moeder.
- Ik ben naar beneden gerend.
- Ik rende naar beneden.
- Ik liep naar beneden.
Tom rende.
Ik rende met de snelheid van bliksem.
Ik liep voor mijn leven.
Wie liep er?
Een hond rende achter een kat aan.
- De hond zat achter de kat aan.
- De hond rende achter de kat aan.
De dokter haastte zich naar zijn patiënt.
Hij liep vlugger dan zijn broer.
Het kind rende naar zijn moeder.
Hij rende opdat hij op tijd zou zijn.
Ken rende niet.
Ik rende met de snelheid van bliksem.
Mijn broer rende uit de kamer zonder iets te zeggen.
- De jongen liep weg.
- De jongen rende weg.
Tom rende om de trein te halen.
Hij stopte met roken en begon met hardlopen.
Hij rende het klaslokaal in.
Tom liep om de laatste trein te halen.
- Ik rende naar huis.
- Ik ben naar huis gerend.
De hond liep weg.
De dief liep weg toen hij een politieman zag.
Hij liep zo snel dat hij buiten adem was.
Hij liep naar het station en kon de trein nemen.
Tom rende voor zijn leven.
Ze rende naar buiten om te kijken wat er gebeurd was.
John rende naar het station om zo de laatste trein te halen.
- Zodra hij mij zag, liep hij weg.
- Hij rende weg zodra hij mij zag.
Hij liep vlugger dan zijn broer.
Tom rende zo snel als hij kon.
Ik liep zo hard als ik kon, maar toch miste ik de bus.
- Kate liep naar het restaurant van mijn vader.
- Kate rende naar het restaurant van mijn vader.
Zodra hij mij zag, liep hij weg.
Mijn broer rende uit de kamer zonder iets te zeggen.
Hij vluchtte met het geld.
Ik heb gelopen om op tijd te kunnen zijn.