Examples of using "Sami" in a sentence and their dutch translations:
Sami verdween.
Sami overleefde.
Sami heeft het koud.
Sami boerde.
Sami schreeuwt.
Sami liep.
Sami loog.
Sami bad.
Sami knikte.
Sami glimlachte.
- Sami giechelde.
- Sami was aan het giechelen.
- Sami stierf.
- Sami is gestorven.
Sammy was jaloers.
Sami werd gearresteerd.
Sammy vindt je leuk.
Sami is biseksueel.
Sami speelde voetbal.
Sami aanbad Allah.
Sami rijdt niet.
Sami houdt van Facebook.
- Sami is ook gay.
- Ook Sami is homo.
Sami confronteerde Layla.
Sami bleef het proberen.
Sami was niet betrouwbaar.
Sami was het daar niet mee eens.
Sami is ook transgender.
Sami heeft blauwe ogen.
Sami ging de moskee binnen.
Sami was er niet.
Sami wilde Layla verkrachten.
Sami en Layla zijn beide moslim.
Sami ging de moskee in.
Sami is een pathologische leugenaar.
Sami probeerde zijn auto te verkopen.
Sami heeft een gay zoon.
Sami is ouder dan 60 jaar.
Sami houdt van countrymuziek.
Sami waste zijn haar niet.
Sami sprak zijn voornaam uit als "Schami".
Sami was het zwarte schaap van de familie.
Sami en Layla keken samen naar YouTube.
Sami en Layla zijn in de keuken.
Sami en Layla wilden zich tot de islam bekeren.
Sami had plaaggeesten die hij amper kon verbergen.
Wie is de vader van Sami?
Sami en Layla lijken een zeer gelukkig koppel te vormen.
Sami heeft alles in zijn huis laten staan.