Examples of using "Lief" in a sentence and their dutch translations:
- Hij rende weg.
- Hij rende.
- Hij liep.
Ze liep.
- Maria rende.
- Maria was aan het rennen.
- Hij rende.
- Hij liep.
Niemand rende voor hem uit.
Hoe is je examen gegaan?
Ze rende weg.
Alles is volgens plan verlopen.
De hond liep weg.
Tom bleef heen en weer lopen.
Maar er is iets vreselijk misgegaan.
Tom droeg alleen zijn adamskostuum.
Hij liep de trap op.
Hij rende voor zijn leven.
Ik liep voor mijn leven.
Niemand liep.
Tom rende met blote voeten op het strand.
Er stak een rat de weg over.
De zaak liep van een leien dakje.
Kate liep naar het restaurant van mijn vader.
De tv stond de hele nacht aan.
Hij liep vlugger dan zijn broer.
- De docent liep de trap op.
- De docent rende de trap op.
Tom liep.
- Tom is weggelopen.
- Tom rende weg.
Hij liep heel snel naar de deur.
- Alles viel erg mee.
- Alles ging beter dan ik had verwacht.
De jachthond begaf zich naar het bos.
Ze deed haar paraplu dicht en begon te rennen.
- Het schip liep op een zandbank.
- Het schip strandde op een zandbank.
- De jachthond begaf zich naar het bos.
- De jachthond liep richting het bos.
Een dun straaltje liep in de glazen vaas.
- De jongen liep weg.
- De jongen rende weg.
Hij rende het klaslokaal in.
- Ik rende naar huis.
- Ik ben naar huis gerend.
De hond liep weg.
De autoweg ging verder in een wijde boog.
maar zodra ze de honden zag ging ze er vandoor.
Zij werd rood.
Tom liep de marathon in minder dan vijf uur.
Ze begon te schreeuwen, en ik liep weg.
Hij rende niet snel genoeg om de trein te halen.
Tom rende voor zijn leven.
Een onbekende man stapte op het voetpad heen en weer.
Ik wou hem slaan, maar hij liep van mij weg.
Vrolijk fluitend voor zichzelf liep hij door de straat.
Hij rende zo snel als zijn ledematen hem konden dragen.
Zij werd rood.
- Mary rende huilend weg en sloeg de deur van haar slaapkamer dicht.
- Mary rende huilend weg en sloeg de deur van haar slaapkamer toe.
Hij liep vlugger dan zijn broer.
Tom rende zo snel als hij kon.
- Tom liep naar huis.
- Tom is naar huis gelopen.
- Tom is naar huis gewandeld.
- Tom wandelde naar huis.
De dief rende weg in de richting van het station.
- Kate liep naar het restaurant van mijn vader.
- Kate rende naar het restaurant van mijn vader.
Toen ik de informatie op de radio hoorde werd ik heel erg bang.
Hoe was uw reis?
Een waterval van zweet stroomde naar beneden over mijn gezicht.
Zodra hij mij zag, liep hij weg.
- Hij ging met de vrouw van zijn beste vriend aan de haal en sindsdien heeft men niets meer van hem gehoord.
- Hij ging er met de vrouw van zijn beste vriend vandoor en sindsdien heeft men niets meer van hem gehoord.
Zij werd rood.
...dus hij was verbaasd dat mensen hem zo slecht behandelden... ...en op hem schoten, dus hij rende niet meteen weg.
- Zodra hij mij zag, liep hij weg.
- Hij rende weg zodra hij mij zag.
Maria werd ontslagen uit het beroep dat ze twintig jaar had beoefend. Twee uur later rende ze voor een rijdende auto en was dood.
Een hond volgde me naar mijn huis.