Examples of using "Plan" in a sentence and their dutch translations:
Heb je een plan?
- Zijn plan is gevaarlijk!
- Haar plan is gevaarlijk.
Dit is mijn project.
- Vertel mij over uw plan.
- Leg me je plan uit.
- Vertel me over je plan.
Ik heb al een plan.
Het plan zal werken.
Zijn plan is gevaarlijk!
Heb je een plan?
We hebben een plan nodig.
Ik heb een plan nodig.
Tom heeft raad.
Alles gaat volgens plan.
Haar plan is gevaarlijk.
- Wat is jouw plan?
- Wat is je plan?
We hebben geen plan.
Alles is volgens plan verlopen.
Hij werkte volgens het plan.
Het plan is in discussie.
- Wat denk je van dat plan?
- Wat denkt u van dat plan?
- Wat denken jullie van dat plan?
Mijn plan verschilt van het jouwe.
Wat denkt u van dat plan?
Ik kan niet instemmen met dit plan.
wanneer ze gaan zoals we willen,
Het nieuwe plan werkte goed.
Vertel niemand over ons plan.
Het plan is nog niet rijp.
Hij voerde het plan uit.
Hij was tegen het plan.
Hebben we een plan B nodig?
Dat is een geweldig plan.
Dit plan moet uitgevoerd worden.
- Uw plan staat me erg aan!
- Uw plan bevalt me!
- Ik had geen weet van zijn plan.
- Ik kende zijn plan niet.
De baas heeft ons plan goedgekeurd.
Uw plan zal zeker lukken.
Ik heb al een plan.
Dat was een weloverwogen plan.
Ons plan heeft veel voordelen.
We moeten ons plan veranderen.
Ik moest mijn plan opgeven.
Ik ben een plan aan het ontwerpen.
Je plan is goed.
Het plan is vastgelopen.
En wat is plan B?
Gooi het plan in de prullenbak.
Hij heeft zijn plan niet kunnen uitvoeren.
Vertel me jouw plan.
Vandaag voeren we een ambitieus plan uit
Het was een planning van drie maanden…
Ik weiger mijn akkoord voor dit project.
- Uw plan klinkt uitstekend.
- Jouw plan klinkt uitstekend.
Het plan is in discussie.
Hij besloot het plan verder uit te voeren.
De meisjes hadden bezwaar tegen ons plan.
Gooi het plan in de prullenbak.
Er schoot haar en goed plan te binnen.
Het nieuwe plan werkte prima.
Hij protesteerde tegen het nieuwe plan.
- Wat vind je van mijn plan?
- Wat vindt u van mijn plan?
- Niets zal mijn snood plan belemmeren.
- Niets zal mijn kwaadaardig plan dwarsbomen.
Tom heeft altijd een plan B.
- Ga je niet akkoord met dat plan?
- Ben je het niet eens met dit plan?