Examples of using "Erzähl" in a sentence and their dutch translations:
- Vertel verder.
- Ga verder met je verhaal.
Hou ons niet voor de gek!
- Vertel geen leugens!
- Lieg niet!
Vertel me alles.
Vertel me meer.
Vertel me het verhaal.
Vertel me over hem.
- Vertel me een bedverhaaltje.
- Vertel me een verhaaltje voor het slapengaan.
- Vertel verder.
- Ga door.
- Ga verder.
- Blijf doorgaan.
Praat geen onzin.
Vertel ons wat over jezelf.
Vertel me iets over Tom.
Vertel me wat er is gebeurd.
"Spreek niet zo dom!" zei de boer.
- Ga door met je verhaal.
- Vertel verder.
- Ga verder met je verhaal.
- Vertel me hoe je je voelt.
- Vertel me hoe u zich voelt.
Vertel me meer.
Vertel een typisch Japanse mop.
Vertel het Tom.
Vertel me jouw verhaal. Ik ben een en al oor.
Ga verder met je verhaal.
Vertel ons iets.
- Spreek hierover met niemand.
- Zeg het tegen niemand.
Zeg mij wat er met hem gebeurd is.
Kom, vertel ons nu het hele verhaal!
Vertel ons iets over je verleden!
Lieg niet.
Vertel me een grap.
Vertel me over hem.
Vertel een mooi verhaal aan mijn jonge vriend.
Vertel me jouw verhaal. Ik ben een en al oor.
Vertel me jouw verhaal. Ik ben een en al oor.
Lieg niet. Wees eerlijk.
Dat was een goede mop. Vertel er ons nog een.
- Vertel mij over uw plan.
- Leg me je plan uit.
- Vertel me over je plan.
- Vertel me iets over jouw land.
- Vertel me iets over jullie land.
- Vertel me iets over uw land.
Vertel ons wat over jezelf.
We zongen het in bed. 'Vertel me over je straf, spreek over je mislukking.
Vertel het Tom.
Vertel het aan iedereen.