Examples of using "Minus" in a sentence and their dutch translations:
Zeven min vier is drie.
Tien minus twee is gelijk aan acht.
Het is zes graden onder nul.
Het heeft niet geregend, want het regent niet bij min 10 graden.
In de wiskunde van de liefde is één plus één alles, terwijl twee minus één gelijk is aan nul.