Examples of using "Mannschaft" in a sentence and their dutch translations:
Onze ploeg is aan het winnen.
- Ons team is aan het winnen.
- Onze ploeg is aan het winnen.
Ons team heeft verloren.
Welk team zal winnen?
Ons team heeft alle wedstrijden verloren.
Ons team heeft alle wedstrijden verloren.
- Welk team is het onze?
- Welk team is van ons?
Voor welk team speel je?
Ons team heeft gisteren gewonnen.
Ons team heeft de wedstrijd gewonnen.
Jouw team is sterker dan het onze.
Ons team heeft de eerste wedstrijd verloren.
Welk team zal de wedstrijd winnen?
Hij werd uit het team gezet.
Onze ploeg heeft het heel goed gedaan.
De scheidsrechter was partijdig voor de ploeg van zijn land.
Tom en zijn team zijn er klaar voor.
Jouw team is beter dan het onze.
De bemanning bereidde zich voor op de reis naar de ruimte.
Ons team was in opperbeste stemming door de overwinning.
Hij is de meest waardevolle speler in ons team.
Ik weet zeker dat ons team zal winnen.
Tom en ik zitten nu in hetzelfde team.
Tom en ik zitten nu in hetzelfde team.
Ons team heeft verloren.
Het Franse team scoorde evenveel goals als het Engelse team.
Onze ploeg heeft onze tegenstander met 5-4 verslagen.
Elke speler in het team heeft zijn eigen knuppel.
'Zit Tom in ons team?' 'Nee, hij zit in het andere team.'
We zien hem als de beste speler van de ploeg.
Ik wens dat hij in ons team was.
Een kapitein is verantwoordelijk voor zijn schip en zijn bemanning.
Tom was droevig toen de ploeg van zijn land werd uitgeschakeld in het toernooi.
De bemanning van het vrachtschip kon in de duisternis slechts een vijftigtal mensen levend uit de golven halen.