Examples of using "Verloren" in a sentence and their dutch translations:
Ze verloren.
- U verloor.
- Jij verloor.
- Jullie verloren.
Ze waren aan het verliezen.
Ze verloren veel.
Ons team heeft verloren.
Ik ben het kwijtgeraakt.
Ik heb verloren.
We zijn gedoemd.
Alles was verloren.
Tom heeft verloren.
We hebben verloren.
We zijn gedoemd.
Ze verloren veel.
Jij verloor.
We verloren het spel.
- We hebben verloren.
- We zijn het kwijt.
- Hoe ben je het kwijtgeraakt?
- Hoe heb je het verloren?
- Ik heb mijn portemonnee verloren.
- Ik heb mijn portefeuille verloren.
Ik ben de sleutel van mijn auto verloren.
- Ik ben het horloge verloren.
- Ik heb het horloge verloren.
Ik ben mijn camera kwijt.
- Ik ben mijn horloge kwijt.
- Ik ben mijn horloge verloren.
- Ik heb mijn horloge verloren.
- Ik ben het horloge verloren.
Ze hebben hun paraplu's verloren.
- Ik ben de sleutel kwijt.
- Ik ben mijn sleutel kwijt.
- Ik heb mijn sleutels verloren.
- Ik ben mijn sleutels kwijt.
Ons team heeft verloren.
Je hebt verloren, toch?
Ik ben alles kwijt.
- Ze hebben alles verloren.
- Zij hebben alles verloren.
Heb je iets verloren?
Ze verloren veel.
Ons team heeft verloren.
We verloren het spel.
Tom heeft alles verloren.
Ik ben het kwijtgeraakt.
Ik voel me verloren.
Zij verloren hun bezit.
Weer een dag verloren!
Ik ben het kwijtgeraakt.
Ik ben het kwijtgeraakt.
Hij heeft al zijn geld verloren.
Ik ben al mijn geld kwijt.
Duizenden mensen stierven
- Tracy is haar bril kwijt.
- Tracy verloor haar bril.
Ze is de autosleutels verloren.
Ze heeft haar handtas verloren.
Ik ben mijn paspoort kwijt!
- Ik heb mijn sleutels verloren.
- Ik ben mijn sleutels kwijt.
- Ik ben mijn regenscherm verloren.
- Ik ben mijn paraplu verloren.
Hij verloor zijn geheugen.
Ik ben mijn potlood kwijt.
Ze verloor een boek.
Hij heeft zijn basisplaats verloren.
Ik ben mijn vrienden kwijt.
Tom is zijn bril kwijt.
Je hebt verloren, geef het op!
- Ik ben de sleutel kwijt.
- Ik heb de sleutel verloren.
- Ik ben de sleutel verloren.
Ik ben mijn horloge kwijt.
Hij heeft zijn bioscoopkaartje verloren.
Tom leek verdwaald.
Ik ben mijn inspiratie kwijt.
Tom is gek geworden.
- Ik ben het horloge verloren.
- Ik heb het horloge verloren.
- Ik heb het polshorloge verloren.
Ik ben mijn geheugen kwijt.
- Hij heeft gezichtsverlies geleden.
- Hij leed gezichtsverlies.