Examples of using "Judy" in a sentence and their dutch translations:
Judy bekeek mij.
Judy is slim.
Judy danst graag.
Judy bekeek mij.
- Judy bekeek mij.
- Judy keek naar mij.
Judy en Jane zijn zussen.
Judy is aardig tegen iedereen.
Ik zou graag met Judy spreken.
Tom kwam aangerend met een brief van Judy.
Jody ziet eruit alsof ze een spook had gezien.
Mijn vriendin Judy is met haar tante Greta in Nederland.
Jody ziet eruit alsof ze een spook had gezien.