Examples of using "Heiraten" in a sentence and their dutch translations:
- Wilt u trouwen?
- Wil je trouwen?
Tom wil met Mary trouwen.
Ik wil met hem trouwen.
- Ze willen trouwen.
- Zij willen trouwen.
We gaan niet trouwen.
Laten we trouwen!
Eind maart gaan we trouwen.
Ze hebben besloten te trouwen.
Eind maart gaan we trouwen.
Ze hebben besloten te trouwen.
Ik wil met je trouwen.
Wil je met me trouwen?
Ik wil met Martyna trouwen.
Ik wil met hem trouwen.
Wanneer gaan jullie twee trouwen?
Hij zal weldra trouwen.
Ik ga binnenkort trouwen!
Ze zal nooit trouwen.
Ik wil graag met Tom trouwen.
Zij zal weldra trouwen.
Wanneer ga je in het huwelijksbootje stappen?
Ik wilde nooit trouwen.
Ze besliste met hem te trouwen.
Hij besloot met haar te trouwen.
Hij besloot met haar te trouwen.
Hij beloofde met haar te trouwen.
Volgend jaar gaat ze trouwen.
Mary wil met een miljonair trouwen.
Hij wil met mijn dochter trouwen.
Maria en ik gaan trouwen.
Zij praat elke dag over trouwen.
Wanneer gaan jullie twee trouwen?
Magda trouwt met een Spanjaard.
Ze gaan trouwen in juni.
De paus heeft niet het recht om te trouwen.
Ik wil graag met een maagd trouwen.
Tom trouwt volgende maand.
Eind maart gaan we trouwen.
Tom en ik willen trouwen.
Tom wilde niet met me trouwen.
Ik kan niet met hem trouwen.
Hij was van plan met haar te trouwen.
Hij besloot met haar te trouwen.
Ze besloot met Tom te trouwen.
Ik wil trouwen, alleen niet met jou.
Zij vroeg hem haar te trouwen.
Ik wil trouwen en kinderen hebben.
- Hij besloot eindelijk te trouwen.
- Hij heeft besloten eindelijk te trouwen.
Ze willen morgen gaan trouwen.
Rond welke leeftijd trouwen Japanners?
Tom en Maria trouwen in oktober.
Tom had niet met Mary moeten trouwen.
Hij beloofde met haar te trouwen.
Zij wilde liefst meteen trouwen.
Tom wilde trouwen, maar Maria niet.
Ik wil liever sterven dan met hem te trouwen.
Ze besloot met Tom te trouwen.
Mary wil met een Formule 1-coureur trouwen.
Ik zou met iemand zoals haar willen trouwen.
Personen onder de achttien jaar mogen niet trouwen.