Examples of using "Marie" in a sentence and their dutch translations:
- Maria is aan het snurken.
- Maria snurkt.
Maria boerde.
Maria niesde.
Maria danst goed.
Marie is gegroeid.
Maria gaat ons morgen helpen.
Maria is Toms vrouw.
Maria is vrij pretentieus.
Maria boerde.
Tom belde Maria.
Marie deed zachtjes de deur toe.
Marie heeft een dozijn eieren nodig.
Tom eet minder dan Mary.
Tom dacht vaak aan Mary.
Marie heeft haar kinderjaren in Afrika doorgebracht.
Vanavond eten we bij Mary.
Maria reed.
Marie Curie was een Poolse en geen Franse.
Maria heeft dorst.
Maria is een erg knappe meid.
Tom vroeg Marie om hem te helpen.
- Marie vroeg haar familie om een lening.
- Marie heeft haar familie om een lening gevraagd.
- Marie heeft een lening aangevraagd bij haar familie.
- Marie vroeg een lening aan bij haar familie.
Tom en Maria spreken gewoonlijk Frans met elkaar.
Tom plaagde Maria.
Geïnspireerd door Marie Curie en mijn lokale wetenschapsmuseum
Het was Marie Curie die radium ontdekte.
Tom wil met Mary trouwen.
Marie heeft een lening aangevraagd bij haar familie.
Marie Walewska werd de minnares van Napoleon om dit doel te bevorderen.
Eigenlijk was Marie Curie een Poolse, geen Française.
Maria gaat ons morgen helpen.
Tom heeft Mary nooit verteld, hoeveel hij van haar hield.
Tom vertelde vol vreugde over hoe hij en Maria samen waren gekomen.
Tom vroeg Marie om hem te helpen.
Maria is een erg knappe meid.
Maria is Toms vrouw.
Onder de wijde sterrenhemel vergaten Tom en Maria de tijd terwijl ze elkaar vertelden over hun dromen.
Maria is niet zo groot als hij.
Tom en Maria spreken gewoonlijk Frans met elkaar.
Marie is zonder haar man in het park.
"Wat zie jij er moe uit, Maria." "Ja, ik keek zo uit naar vandaag dat ik niet goed heb kunnen slapen. Maar het gaat wel."
Toen Mary voor het eerst Tom zag, stond hij met een wollen muts een ukelele te spelen en een Iers deuntje te zingen.
Ik heb Mary gisteren ontmoet.