Examples of using "Heimweh" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb heimwee.
- Ik heb last van heimwee.
- Tom had heimwee.
- Tom kreeg heimwee.
Ik krijg heimwee.
Tom heeft heimwee.
We kregen heimwee.
Ik heb dikwijls heimwee.
Tom heeft heimwee.
Het woord "internaat" verbind ik met heimwee.
Ik krijg heimwee als ik aan m'n familie denk.
Ik ga dood van heimwee!
Hij kwam niet terug vanwege heimwee, maar omdat hij bijna door zijn geld was.