Examples of using "Hausarbeit" in a sentence and their dutch translations:
- Vandaag heb ik geen huistaak.
- Vandaag heb ik geen huiswerk.
Zij was bezig met het huishouden.
Zij hielp haar broer bij zijn huiswerk.
- Ik heb vandaag geen huiswerk.
- Vandaag heb ik geen huiswerk.
Tom zou graag willen dat hij niet met het huishouden hoefde te helpen.
Gelieve uw huistaak binnen te leveren voor het einde van de maand.
Geef uw huiswerk af tegen vrijdag.
De student besloot zijn paper in te korten door de overbodige details eruit te halen.