Examples of using "Beschäftigt" in a sentence and their dutch translations:
- Waren jullie bezig?
- Was je bezig?
- Was u bezig?
- Waren jullie bezig?
- Was u bezig?
Ik was bezig.
- Ben je nog bezig?
- Heb je het nog steeds druk?
- Ik ben momenteel bezig.
- Ik ben nu bezig.
Ik heb het druk vandaag.
Ben je bezig?
- Ze waren bezig.
- Ze waren druk.
We hebben het druk.
Tom had het druk.
Ik was bezig.
Hij had het druk.
Was je bezig?
Heeft hij het druk?
- Ze zijn allebei bezig.
- Ze hebben het allebei druk.
Waren jullie bezig?
- Je had het druk.
- Je was druk bezig.
Was u bezig?
Ik ben nu bezig.
Heb je het druk op het moment?
- Ik heb het erg druk.
- Ik ben druk bezig.
- Ik ben momenteel bezig.
- Ik ben nu bezig.
- Je lijkt druk bezig.
- Je lijkt het druk te hebben.
- Ik ben er zeker van dat je het erg druk hebt.
- Ik ben er zeker van dat jullie het erg druk hebben.
- Ik ben er zeker van dat u het erg druk heeft.
- Ik weet zeker dat je het erg druk hebt.
Ze was bezig met haar breiwerk.
Mijn vader heeft het nu druk.
Mijn vader is altijd bezig.
Nee, ze hebben het druk.
ze zorgt voor 5,7 miljoen banen
Nu de beer bezig is...
Ik heb het nu niet druk.
Ik ben nu bezig.
Ze heeft het heel druk.
Ik was druk bezig.
- Ik heb het erg druk.
- Ik heb erg veel te doen.
Ik had het gisteren druk.
Ik ben nu bezig.
Mijn vader had het druk.
Mijn vader is bezig.
Ik heb het druk vandaag.
Misschien hebben ze het druk.
Is Tom nu bezig?
- Ik ben momenteel bezig.
- Ik ben nu bezig.
Het ziet ernaar uit dat je het vrij druk hebt.
- Heb je het druk op het moment?
- Ben je bezig?
- Bent u bezig?
Ze is zeker druk bezig.
Ze was bezig met haar breiwerk.
Heb je het altijd druk?
Ik had het gisteren erg druk.
Jullie zijn altijd zo druk bezig.
Ik ben er zeker van dat je het erg druk hebt.
Ik heb het druk met huiswerk.
Ik ben er zeker van dat je het erg druk hebt.
Zijn jullie nu bezig, Tom?
- Ik heb het vandaag erg druk.
- Ik ben vandaag heel druk bezig.
Ik heb het nu niet druk.
Vader is bezig brieven te schrijven.
Mijn vader is altijd bezig.
We hebben het op het moment erg druk.
Mijn vader heeft het nu druk.
De bandenfabriek heeft 250 mensen in dienst.
Waarom ben je zo druk?
Hij is altijd bezig.
Mijn moeder is altijd bezig.
- Heb je het druk op het moment?
- Ben je bezig?
Tom was vandaag erg druk.
Tom is niet meer bezig.
Ik ben niet altijd druk.