Translation of "Blieb" in Dutch

Sie blieb.

Ze bleef.

Ich blieb.

- Ik ben gebleven.
- Ik bleef.

Er blieb.

Hij bleef.

- Ich blieb daheim.
- Ich blieb zu Hause.

Ik ben thuis gebleven.

- Die Dame blieb ruhig.
- Die Dame blieb schweigsam.

De dame bleef stil.

Er blieb still.

Hij zweeg.

Tom blieb stumm.

Tom bleef stil.

Tom blieb ruhig.

Tom bleef kalm.

Tom blieb stehen.

Tom bleef staan.

Sie blieb liegen.

Ze bleef liggen.

Tom blieb sitzen.

Tom bleef zitten.

Ich blieb daheim.

Ik ben thuis gebleven.

Tom blieb stecken.

Tom kwam niet verder.

Tom blieb zurück.

Tom bleef achter.

Sie blieb still.

Ze bleef stil.

- Tom blieb ruhig.
- Tom ist cool geblieben.
- Tom blieb cool.

Tom bleef kalm.

- Ich blieb daheim, um mich auszurasten.
- Ich blieb zuhause, um mich auszuruhen.
- Ich blieb zum Ausrasten daheim.

Ik ben thuis gebleven om uit te rusten.

Seinetwegen blieb ich dort.

Tenzing hield me hier.

Er blieb im Hotel.

Hij bleef in het hotel.

Nur ich blieb zurück.

Ik zal alleen blijven.

Die Tür blieb geschlossen.

De deur was gesloten.

Er blieb allein zurück.

Hij bleef alleen.

Die Dame blieb schweigsam.

De dame bleef stil.

Ich blieb zu Hause.

Ik ben thuis gebleven.

Er blieb zu Hause.

Hij bleef thuis.

Eine interessante Frage blieb unbeantwortet.

Een interessante vraag bleef onbeantwoord.

- Ich blieb.
- Ich bin dageblieben.

- Ik ben gebleven.
- Ik bleef.

Im Kühlschrank blieb nichts über.

Er bleef niets in de koelkast over.

Er blieb bei seiner Tante.

Hij bleef bij zijn tante.

Er blieb bei seiner Meinung.

Hij bleef bij zijn standpunt.

- Wer blieb?
- Wer ist geblieben?

- Wie is er gebleven?
- Wie bleef er?

- Tom blieb.
- Tom ist geblieben.

Tom bleef.

Sie blieb dort mehrere Tage.

Ze verbleef er voor een paar dagen.

Er blieb im Bett liegen.

Hij is in bed blijven liggen.

- Sie blieb ihr ganzes Leben lang ledig.
- Sie blieb ihr Leben lang allein.

Ze bleef heel haar leven vrijgezel.

- Ich blieb im Haus, weil es regnete.
- Ich blieb zu Hause, weil es regnete.

Ik bleef binnen omdat het regende.

Als Ihnen noch Zeit dafür blieb.

toen er nog tijd was om in te grijpen.

Tarō blieb drei Tage in Tōkyō.

Taro is gedurende drie dagen in Tokyo gebleven.

Sie blieb ihr Leben lang allein.

Ze bleef heel haar leven vrijgezel.

Der Mund blieb ihnen offen stehen.

Ze stonden met stomheid geslagen.

Tom blieb drei Wochen in Boston.

Tom bleef drie weken in Boston.

Das Auto blieb im Schlamm stecken.

De auto zat vast in de modder.

Alle Erklärungsversuche scheiterten; Tom blieb uneinsichtig.

- Alle pogingen tot rechtvaardiging faalden; Tom bleef onbuigzaam.
- Alle pogingen tot rechtvaardiging mislukten; Tom was niet voor rede vatbaar.

Aber er blieb nicht lange in Ungnade.

Maar hij bleef niet lang in ongenade.

Ich blieb für eine Woche zu Hause.

Ik bleef een week lang thuis.

Ich blieb im Haus, weil es regnete.

Ik bleef binnen omdat het regende.

Sie blieb ihr ganzes Leben lang ledig.

Ze bleef heel haar leven vrijgezel.

Ich blieb zu Hause, weil es regnete.

Ik bleef thuis omdat het regende.

- Tom blieb ruhig.
- Tom bewahrte die Ruhe.

Tom bleef kalm.

Tom blieb sein ganzes Leben über arm.

Tom bleef heel zijn leven lang arm.

Er blieb still und versuchte, sich zu verstecken.

Ze hield zich stil en probeerde zich te verstoppen.

Dort blieb sie, bis sowjetische Soldaten sie befreiten.

Daar bleef ze, tot sovjetsoldaten haar bevrijdden.

Mir blieb nichts anderes übrig, als ihn hinauszuwerfen.

Ik had geen andere keuze dan hem eruit te gooien.

Der Stiefel des Soldaten blieb im Schlamm stecken.

De laars van de soldaat bleef zitten in de modder.

- Ich blieb zu Hause.
- Ich bin zu Hause geblieben.

Ik ben thuis gebleven.

Sobald er ihn sah, blieb ihm das Herz stehen.

Vanaf het moment dat hij haar zag bleef zijn hart stilstaan.

Es war ein reges Kommen und Gehen. Keiner blieb lang.

Het was een levendig komen en gaan. Niemand bleef lang.

Weil im Bus kein Platz frei war, so blieb ich stehen.

Gezien er geen vrije zitplaatsen waren in de bus bleef ik staan.

Es war so kalt, dass ich den ganzen Tag zuhause blieb.

Het was zo koud, dat ik de hele dag thuis bleef.

- Er blieb den ganzen Tag zu Hause, anstatt vor die Tür zu gehen.
- Er blieb den ganzen Tag zu Hause, statt nach draußen zu gehen.

Hij is de hele dag thuis gebleven in plaats van uit te gaan.

- Sie verlängerte ihren Aufenthalt um 5 Tage.
- Sie blieb fünf Tage länger.

Ze verlengde haar verblijf met vijf dagen.

Mein Bruder blieb oft die ganze Nacht wach, um Romane zu lesen.

Mijn broer bleef vaak de hele nacht op om romans te lezen.

Nach Napoleons Abdankung blieb Suchet ungeschlagen und hielt immer noch die französische Grenze.

Na de troonsafstand van Napoleon bleef Suchet ongeslagen, nog steeds met de Franse grens.

Ein Hund sprang auf den Sessel und blieb während fünf Minuten bewegungslos sitzen.

Een hond sprong in de stoel en bleef daar vijf minuten onbeweeglijk zitten.

Oma streute Mehl auf das Nudelholz, damit der Teig nicht daran kleben blieb.

- Oma strooide bloem op de deegrol, zodat het deeg er niet zou aankleven.
- Oma besprenkelde bloem op de deegroller zodat het deeg er niet aan zou kleven.

Aber seine Beziehung zu Napoleon blieb schwierig. Als Napoleon 1806 gegen Preußen antrat, wurde

Maar zijn relatie met Napoleon bleef moeilijk. In 1806, toen Napoleon Pruisen overnam, kreeg

Doch ein Teil des Gifts blieb unter seiner Haut. Es reagierte und brannte immer wieder.

...maar een deel van het gif bleef onder zijn huid... ...en reageerde, waardoor hij steeds opnieuw steken kreeg.

- Ich bin den ganzen Tag zu Hause geblieben.
- Ich blieb den ganzen Tag zu Hause.

Ik bleef de hele dag thuis.

- Ich bin wegen einer schlimmen Erkältung zu Hause geblieben.
- Ich blieb zu Hause, weil ich stark erkältet war.

Ik ben thuis gebleven, omdat ik zwaar verkouden was.

- Gestern hat es den ganzen Tag lang geregnet, also bin ich zuhause geblieben.
- Es regnete gestern den ganzen Tag, deshalb blieb ich zuhause.

Gisteren heeft het de hele dag geregend, dus ben ik thuis gebleven.