Examples of using "Dame" in a sentence and their dutch translations:
De dame bleef stil.
Hij begroette de dame.
- Wie is deze vrouw?
- Wie is deze dame?
Ken je deze dame?
Deze dame is Indiase.
De dame bleef stil.
- Mevrouw heeft een huisdier.
- De dame heeft een huisdier.
De mevrouw draaide een verkeerd nummer.
De dame is niet arm.
Hij begroette de dame.
Ik gaf mijn zitplaats aan de oude vrouw.
Ze was een vriendelijk uitziende dame.
De dame werd bleek van woede.
De oude dame leeft nu alleen.
"Er was een vrouw die het erover had
Ze gedraagt zich niet als een dame.
Een bejaarde vrouw stak de straat over.
Ik gaf mijn zitplaats aan de oude vrouw.
- Wie is deze vrouw?
- Wie is deze dame?
Dag mevrouw.
- Dat is de vrouw die u wil zien.
- Dit is de vrouw die u wil zien.
Hoe heet die dame waarvan men de naam niet mag zeggen?
De bus was leeg, op een oude vrouw na.
Tom probeerde indruk te maken op de jongedame.
Wie is deze dame?
Bij schaken staat de loper dichter bij de koningin.
...in een buitengewone, wiebelige, oude dame in een jurk.
Ik kwam een oude vrouw tegen.
De schaakstukken zijn: pion, paard, loper, toren, koningin en koning.
Op een eiland in de Seine staat een grote kerk genaamd Notre Dame.
De dappere ridder stapt naar voren en kust de dame de hand.
Tom slaagde er niet in om indruk te maken op de jongedame.
Hoewel ze zich spoedde miste de oude dame de laatste trein.
U zou toch moeten weten dat je een dame niet naar haar leeftijd vraagt.
Ik ben geen Poolse detective, beste mevrouw. Ik ben een internationale detective.
U zou toch moeten weten dat je een dame niet naar haar leeftijd vraagt.
Denk je dat deze oude dame een familielid is van Tom? Ik vrees van niet.
Wilt ge mij voorstellen aan de jongedame die in gesprek is met mevrouw Allen?