Examples of using "Gegangen" in a sentence and their dutch translations:
- Waar ging je heen?
- Waar ben je geweest?
- Waar was je heen gegaan?
- Waar zijn jullie geweest?
- Waar was je heen?
- Waar gingen jullie heen?
- Waar waren jullie heen?
Hij is net weggegaan.
- Hij vertrok.
- Hij ging weg.
Ze ging weg.
Niemand ging weg.
Maria is weggegaan.
Zijn ze weggegaan?
Is ze weggegaan?
- Zijt ge naar de dokter geweest?
- Ben je naar een dokter geweest?
- Zijt ge naar de dokter geweest?
- Ben je naar een dokter geweest?
Je bent te ver gegaan!
Bent u naar de winkel gegaan?
Wij gingen skiën.
Hij ging wandelen.
- Ik ging vissen.
- Ik ben gaan vissen.
- Hij is al vertrokken.
- Hij is al weg.
Wij vertrokken samen.
Tom is net vertrokken.
Ze is net vertrokken.
Moeder is aan het winkelen.
- Ze zijn net vertrokken.
- Zij zijn net vertrokken.
- Ze zijn net weggegaan.
- Zij zijn net weggegaan.
Hij ging skiën.
Waarom zijn jullie vertrokken?
- Ik ben gaan wandelen.
- Ik ging wandelen.
Tom ging skiën.
Wanneer ben je gegaan?
- Ze is gaan shoppen.
- Ze is gaan winkelen.
Is Cathy ook gegaan?
- Waar was je heen gegaan?
- Waar ging je net heen?
Zij ging skiën.
Ik ging naar de dierentuin.
- Hoe laat ben je gisteren gaan slapen?
- Hoe laat ben je gisteren naar bed gegaan?
Zijt ge naar de dokter geweest?
Ze is daar gisteren naartoe gegaan.
Ze is naar Italië gegaan.
Ze gingen er allemaal naartoe.
Hij ging daar zelden heen.
Ik ben naar de supermarkt geweest.
Ze is naar binnen gegaan.
Je bent te ver gegaan!
Ik ben naar Nagasaki gegaan.
Neen, ik ben niet gegaan.
Tom ging naar de dokter.
Tom is weggegaan.
Ik ben naar de bank geweest.
Maria ging te ver.
Joko heeft gisteren boodschappen gedaan.
Ze is naar Amerika gegaan.
Hij overdreef.
Ik ging naar de dierentuin.
Ik ging naar bed.
Ik ging naar het ziekenhuis.
- We hebben gewandeld.
- We wandelden.
Ze ging naar huis.
We zijn naar het museum gegaan.
Ik ben naar de gevangenis geweest.
Zijt ge naar de dokter geweest?
Zijt ge naar de dokter geweest?
Ze gingen gisteren vissen.
Ik ging het koffiehuis binnen.
- Hij is naar huis gegaan.
- Hij is naar zijn huis gegaan.
Ik ben slechts daarheen gegaan.
We zijn naar de bioscoop gegaan.
Waarom ben je vroeg weggegaan?
Hoe laat ben je gisteren naar bed gegaan?