Examples of using "„tōkyō“" in a sentence and their dutch translations:
Momenteel werk ik in Tokio.
Ik woon in Tokio.
Tokio is een grote stad.
Ik kom uit Tokio, Japan.
Momenteel werk ik in Tokio.
De vertaling van Tokio is "de oostelijke hoofdstad".
Ik ga morgen naar Tokio.
Hij kwam gisteren uit Tokyo.
Tokio is de grootste stad in Japan.
Taro is gedurende drie dagen in Tokyo gebleven.
- Hoe heb je geld verdiend in Tokio?
- Hoe verdiende u de kost in Tokio?
Ik verbleef bij mijn oom toen ik in Tokyo was.
Ik woon in Tokio.
Ze is van Hokkaido maar woont nu in Tokyo.
Hoe verdiende u de kost in Tokio?
Ik kom uit Tokio, Japan.
Tokio heeft meer inwoners dan elke andere stad in Japan.
De bevolking van Tokio is nog groter dan die van Osaka.
Ik kom uit Hiroshima, maar ik woon nu in Tokio.
Tokio is een grote stad.
Een groep buitenlanders is in Edo, dus in Tokio, aangekomen.
In Tokio zal het deze zomer weer tot een watertekort komen.
Tokio is de grootste stad in Japan.
Ik heb gehoord over uw draagbare kopieerapparaat op de Tokyo-Office '97 Expo.
Ik woonde een paar jaar geleden in Tokio, maar nu woon ik in Kyoto.
Tokio is een grote stad.
Nagoya ligt tussen Tokio en Osaka.
Harajuku is een van de warmste plaatsen in Tokio.