Examples of using "Wohne" in a sentence and their dutch translations:
Ik woon in Tokio.
Ik woon hier.
- Ik woon gelijkvloers.
- Ik woon op de eerste verdieping.
Ik woon momenteel in Australië.
- Ik woon nu in Beijing.
- Ik woon momenteel in Beijing.
- Weet ge waar ik woon?
- Weet je waar ik woon?
- Weet u waar ik woon?
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
- Ik woon gelijkvloers.
- Ik woon op het gelijkvloers.
Ik woon in Shimkent.
- Ik woon in Kazakhstan.
- Ik woon in Kazachstan.
Ik woon in Hyogo.
Ik woon in India.
Ik woon als onderhuurder.
Ik woon in Miami.
Ik woon in Helsinki.
Ik woon in Antalya.
Ik woon in Noord-Zweden.
Ik woon in Luxemburg.
Ik woon in Yokohama.
Ik woon in Tokio.
Ik woon in Tonga.
Ik woon in Warschau.
Ik woon in Boekarest.
Ik woon in Athene.
Ik woon in Osaka.
Ik woon in Caïro.
Ik woon in Montenegro.
Ik woon in Belfast.
Ik woon in Kanton.
Ik woon in Oslo.
Ik woon naast haar.
Ik woon in Groningen.
Ik woon in Duitsland.
Ik woon in Boston.
Nu woon ik hier.
Ik woon in Maastricht.
Ik woon hier in de buurt.
Ik woon momenteel in Beijing.
- Ik woon in Luxemburg.
- Ik woon in de stad Luxemburg.
- Weet ge waar ik woon?
- Weet u waar ik woon?
Ik woon op de vijfde verdieping.
Weet je waar ik woon?
Ik woon hier al lang.
Ik woon momenteel in Kunming.
Ik leef nu in Tokio.
Ik woon hier in de buurt.
Ik woon in een appartement.
Ik woon hier sinds 1990.
Ik woon in een hotel.
Ik woon niet in Turijn.
- Ik woon nu in Dublin.
- Ik woon tegenwoordig in Dublin.
Ik woon te ver weg.
Ik woon op een boerderij.
Dit is het huis waarin ik woon.
Ik woon momenteel in Boston.
Ik woon niet in Helsinki.
Ik woon nu in Boston.
Ik woon in dit hotel.
Ik woon in de stad.
Ik woon niet in Finland.
- Ik woon bij mijn vader.
- Ik woon bij m'n pa.
Ik woon in Nederland.
Ik woon ook in Australië.
Ik woon in Oekraïne.