Examples of using "’ne" in a sentence and their dutch translations:
- Heb je een sigaretje?
- Heb je een kankerstaaf?
- Tom is waanzinnig.
- Tom is knettergek.
Amsterdam is geweldig!
Ze is een beetje getikt.
Naar koek en kassa komt altijd een massa.
Ik draag coole kleren en een coole zonnebril.
Het lijkt op sneeuw, is het niet?
Jij zot!
Jij zot!
- Er zit zeker een vijs los?
- Ge zijt niet goed wijs.
- Ge hebt ze niet alle vijf.
- Ge zijt niet wel wijs.
- Jij zot!
- Rot op.
- Wegwezen.
- Donder op.
- Hoepel op.
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Rot toch op!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Rot op.
- Donder op.
- Ga toch weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Wegwezen!
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Lazer op!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Donder op.
- Loop weg!
- Maak dat jullie wegkomen.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.