Examples of using "Amsterdam" in a sentence and their dutch translations:
Amsterdam is geweldig!
Amsterdam is een populaire bestemming voor toeristen.
Amsterdam is een fietsvriendelijke stad.
"Waar woonde u?" "Ik woonde in Amsterdam."
Ze noemden het dorp Nieuw-Amsterdam.
Amsterdam is de hoofdstad van Nederland.
Amsterdam is beroemd om zijn grachten.
Ik zal aanstaande zondagochtend naar Amsterdam vliegen.
"Waar woonde u?" "Ik woonde in Amsterdam."
Ik ga liever met de trein naar Amsterdam.
Ajax Amsterdam is de meest bekende voetbalclub van Nederland.
Tom bezocht het Rijksmuseum toen hij in Amsterdam was.
De hoofdstad van Nederland is Amsterdam en de regeringszetel is Den Haag.
Hamburg is de stad met de meeste bruggen van Europa. Het heeft meer bruggen dan Venetië, Amsterdam en Stockholm samen.