Examples of using "Kasse" in a sentence and their dutch translations:
Waar is de kassa?
Ik zit krap bij kas.
Soms zit ik zonder geld.
Een volle kassa trekt dieven aan.
Is er alleen op de benedenverdieping een kassa?
Ik zit een beetje krap bij kas deze maand.
Ik kom op het moment wat geld tekort.
- Ik ben blut.
- Ik zit krap bij kas.
- Ik ben platzak.
Naar koek en kassa komt altijd een massa.
Het probleem is geldgebrek.
- Ik zit krap bij kas.
- Ik heb weinig geld.
Tom betrapte Maria toen ze geld uit de kassa stal.
- Ik zit krap bij kas.
- Ik heb geldproblemen.