Examples of using "Vois" in a sentence and their dutch translations:
- Zie je?
- Snap je?
- Begrijp je?
Kijk met je oren.
Ik zie een jongen.
Ik zie de roos.
Ik zie je huis.
Je ziet me.
Wat zie ik?
Ik zie ze.
Ik zie Dan.
Zie je dit?
- Ziet ge hen?
- Kun je ze zien?
Ik zie Tom.
Ik zie Dana.
Ik zie het.
Aanschouw.
- Ik kan je zien.
- Ik zie je.
Ik zie ze.
Ik zie zilver, maar ik zie geen goud.
Daar komt er een aan.
En dan zie ik haar...
Ik zie haar zelden.
Ik zie de jongen.
- Ik zie geen steek.
- Ik kan helemaal niks zien.
Ik zie het boek.
Ik zie het meisje.
Ik zie een koningin.
- Ik zie jouw paard.
- Ik zie uw paard.
Ik zie een licht.
Ik zie je huis.
Zie je mijn boek?
Ik zie dit huis.
Ik zie een leeuw.
Ik zie de kroon.
Zie je hem vaak?
Ik zie de hond.
Ik zie iets.
Ik zie een jongen.
Ik zie een meisje.
- Ik zie hem bijna nooit.
- Ik zie hem zelden.
Ik zie het huis.
Ik zie een huis.
Ik zie niets!
Ach zo.
Ik zie de hond.
Zie je wel?
Zie jij iets?
Kijk met je oren.
Ik zie het goed.
Je ziet niets.
Ik zie de roos.
Ik zie een steen.
Ik zie hem bijna nooit.
Ik zie dat je wakker bent.
Ik zie hem niet.