Translation of "Travaillais" in Dutch

Je travaillais.

- Ik werkte.
- Ik was aan het werken.

Je travaillais dans cette usine.

Ik heb in deze fabriek gewerkt.

Quand j'habitais Londres, je travaillais dans une banque.

Toen ik in Londen woonde, werkte ik bij een bank.

En France, travaillais-tu à l'ambassade ou au consulat ?

Werkte u in Frankrijk op de ambassade of op het consulaat?

Je travaillais dans une poste pendant les vacances d'été.

In de zomervakantie heb ik op een postkantoor gewerkt.

Quand je travaillais dans une école publique, j'avais de dix à quinze étudiants par classe.

Toen ik op een openbare school werkte, had ik tien-vijftien leerlingen in de klas.

- Je travaillais dans une poste pendant les vacances d'été.
- J'ai travaillé dans un service postal durant les congés d'été.

In de zomervakantie heb ik op een postkantoor gewerkt.

- Quand tu étais en Australie, tu travaillais avec Tom, n'est-ce pas ?
- Quand vous étiez en Australie, vous travailliez avec Tom, n'est-ce pas ?

Toen je in Australië was, werkte je met Tom, toch?