Translation of "Vacances" in Dutch

Bonnes vacances !

- Fijne vakantie.
- Prettige feestdagen.

Bonnes vacances.

Een fijne vakantie.

- J'ai horreur des vacances.
- J'ai les vacances en horreur.
- Je déteste les vacances.

Ik haat vakanties.

- Profite de tes vacances.
- Profitez de vos vacances.

- Geniet van je vakantie.
- Fijne vakantie.
- Prettige vakantie!

Bonnes vacances d'été !

Prettige zomervakantie!

J'étais en vacances.

Ik was op vakantie.

- Les vacances sont finies maintenant.
- Les vacances sont maintenant terminées.

De vakantie is nu voorbij.

Profite de tes vacances.

Geniet van je vakantie.

Je prends des vacances.

Ik ga op vakantie.

Je suis en vacances.

Ik ga op vakantie.

Je déteste les vacances.

Ik haat vakanties.

Vivement les grandes vacances !

Ah, ik kan niet wachten op de zomervakantie.

Ils partent en vacances.

Ze gaan op vakantie.

Nous profitons des vacances.

- We genieten van de vakantie.
- Wij genieten van de vakantie.
- We genieten van de feestdagen.
- Wij genieten van de feestdagen.

- Comment passiez-vous vos vacances ?
- Comment as-tu passé tes vacances ?

Hoe heb jij je vakantie doorgebracht?

- Quand commencent vos vacances d'hiver ?
- Quand commencent les vacances de Noël ?

Wanneer begint je wintervakantie?

Passe de bonnes vacances d'été.

Een prettige zomervakantie!

Il est parti en vacances.

Hij is op vakantie.

Tu as besoin de vacances.

Jij hebt vakantie nodig.

Les vacances d'été sont passées.

De zomervakantie is voorbij.

Les vacances d'été sont terminées.

De zomervakantie is voorbij.

Les vacances sont finies maintenant.

De vakantie is nu voorbij.

J'étais en vacances à l'étranger.

Ik was op vakantie in het buitenland.

Il me faut des vacances.

Ik heb een vakantie nodig.

Il est revenu de vacances.

Hij is uit vakantie teruggekeerd.

J'ai déjà commencé mes vacances.

Ik ben al met mijn vakantie begonnen.

Quand commencent vos vacances d'hiver ?

Wanneer begint je wintervakantie?

- Les vacances d'été ne vont pas tarder.
- Les grandes vacances ne vont pas tarder.

Het is bijna zomervakantie.

J'ai passé de bonnes vacances d'été !

Ik had een goede zomervakantie.

Pars-tu en vacances cette année ?

Ga je dit jaar met vakantie?

Les étudiants sont en vacances actuellement.

De studenten zijn met vakantie.

Je suis de retour de vacances.

Ik ben terug van vakantie.

Jusqu'à hier, nous étions en vacances.

Tot gisteren waren we met vakantie.

- Combien de temps durent vos vacances de Noël ?
- Combien de temps durent tes vacances de Noël ?

- Hoe lang is je kerstvakantie?
- Hoe lang is uw kerstvakantie?

- Où allez-vous pour les vacances de Noël ?
- Où vas-tu pour les vacances de Noël ?

- Waar ga je heen voor de kerstvakantie?
- Waar gaat u heen voor de kerstvakantie?
- Waar gaan jullie heen voor de kerstvakantie?

Vas-tu quelquefois en vacances à l'étranger ?

Ga je soms naar het buitenland op vakantie?

Je préfère les vacances d'été à l'école.

Ik hou meer van zomervakantie dan van school.

J'ai hâte que les vacances d'été arrivent.

Ik kijk uit naar de zomervakantie.

Tu as un besoin urgent de vacances.

Je hebt dringend vakantie nodig.

Les vacances d'été finissent bien trop tôt.

De zomervakantie is te snel voorbij.

J'ai beaucoup nagé pendant ces vacances d'été.

Ik heb veel gezwommen tijdens deze zomervakantie.

Aujourd'hui c'est notre dernier jour de vacances.

Vandaag is de laatste dag van onze vakantie.

La semaine prochaine, je pars en vacances.

Volgende week ga ik op vakantie.

Je pars en vacances dans trois semaines.

- Ik ga over drie weken op vakantie.
- Ik vertrek over drie weken op vakantie.

Quelle est ta destination de vacances préférée ?

Wat is je meest geliefde vakantiebestemming?

J'ai passé les vacances d'été chez ma tante.

Ik heb de zomervakantie bij mijn tante doorgebracht.

Je vais travailler pendant les vacances de printemps.

Ik ga werken tijdens de krokusvakantie.

Avez-vous des vacances de Noël au Japon ?

- Heb je een kerstvakantie in Japan?
- Hebt u een kerstvakantie in Japan?
- Hebben jullie een kerstvakantie in Japan?

Je suis content de pouvoir profiter des vacances.

Ik ben dankbaar dat er vakanties zijn.

L'entrée est gratuite pendant les vacances de Noël.

De toegang is gratis tijdens de kerstvakantie.

Nous avons passé des vacances merveilleuses en Suède.

We hebben een prachtige vakantie in Zweden gehad.

En février, nous avons eu de courtes vacances.

In februari hadden we een korte vakantie.

Je veux aller en France pour mes vacances.

Tijdens de vakantie zal ik naar Frankrijk gaan.

Elle est venue en France pour des vacances.

Ze is naar Frankrijk gekomen op vakantie.

L'école est fermée pour les vacances de Noël.

De school is gesloten voor de kerstvakantie.

J'ai passé les meilleures vacances qu'on puisse s'imaginer.

Ik heb leukste vakantie beleefd die je je kunt voorstellen.

Il aime lire des romans pendant les vacances.

Hij leest graag romans op vakantie.

Nous ne partons pas encore en vacances d'été.

Wij gaan vooralsnog niet op zomervakantie.

Je préfère ne pas partir en vacances l'été.

Ik ga liever niet op vakantie in de zomer.

- Où as-tu passé tes vacances ?
- Où est-ce que vous avez passé vos vacances ?
- Où avez-vous passé vos vacances ?
- Où est-ce que tu as passé tes vacances ?

Waar ben je met vakantie geweest?

Les étudiants sont impatients que les vacances d'été arrivent.

De studenten wachten met ongeduld op de zomervakantie.

L'école va bientôt s'arrêter à cause des vacances d'été.

De school sluit weldra wegens de zomervakantie.

Il a passé ses vacances à décorer sa maison.

Hij heeft zijn vakantie besteed aan het inrichten van zijn huis.

Tom voulait perdre 2 kilos avant les vacances d'été.

Tom wou voor de zomervakantie nog twee kilo afvallen.

- Elle est absente en congés.
- Elle est en vacances.

Zij is op vakantie.

Ce sont de riches Anglaises en vacances en Italie.

Ze zijn rijke Engelse dames op reis naar Italië.

Nous passons un jour de vacances sur la côte.

We hebben de vrije dag aan de kust doorgebracht.

Je travaillais dans une poste pendant les vacances d'été.

In de zomervakantie heb ik op een postkantoor gewerkt.

Je crois que nous partirons en vacances en juin.

Ik denk dat we in juni op vakantie gaan.

Les vacances de Noël se sont terminées trop tôt.

De kerstvakantie was maar al te snel voorbij.

Je suppose que tu as déjà programmé tes vacances.

Ik neem aan dat je je vakantie al gepland hebt.

Pendant les vacances d’été, je prenais mon dîner à minuit.

In de zomervakantie nam ik mijn belangrijkste maaltijd om middernacht.

J'ai d'autant mieux profité des vacances que j'étais avec toi.

Ik kon des te meer van mijn vrije dag genieten door met jou samen te zijn.

- Les vacances d'été sont passées.
- Les congés d'été sont passés.

De zomervakantie is voorbij.

Dès que nous serons rentrés de vacances, je vous appellerai.

Zodra we terug zijn van vakantie zal ik u bellen.

- Après pas mal de discussions, nous décidâmes de passer les vacances en Espagne.
- Après bien des discussions, nous avons décidé de passer les vacances en Espagne.
- Après moult discussions, nous avons décidé de passer les vacances en Espagne.
- Après avoir délibéré longuement, nous avons décidé de passer nos vacances en Espagne.

Na veel overleg besloten we onze vakantie in Spanje door te brengen.

Et cela évoque d'autres pensées et des souvenirs de vacances passées,

wat dan weer gedachten en herinneringen aan een voorbije vakantie oproept,

Une partie de mes devoirs après l'école ou pendant les vacances

Een van mijn taken na schooltijd of tijdens de vakantie

- J'étais en vacances à l'étranger.
- J'ai passé les congés à l'étranger.

- Ik ben in het buitenland op vakantie geweest.
- Ik was op vakantie in het buitenland.
- Ik heb de vakantie in het buitenland doorgebracht.

Elle a convaincu son mari d'aller en France pour les vacances.

Ze heeft haar man overgehaald de vakantie in Frankrijk door te brengen.