Examples of using "Savait" in a sentence and their dutch translations:
Sami wist het.
Tom wist het.
Toch wist Tom het.
Niemand wist dat.
- Op een of andere manier wist Tom het.
- Toch wist Tom het.
Sami wist het.
Niemand wist wat hij moest zeggen.
Hij kon Frans spreken.
Iedereen wist het.
Tom wist iets.
Niemand wist het.
Tom wist waarnaartoe te gaan.
Tom wist dat Mary lerares was.
Tom wist dat Mary lerares was.
Hij wist intuïtief dat ze aan het liegen was.
Hij wist dat niet.
Tom weet hoe computers te herstellen.
Sami wist dat het grappig was.
Hij antwoordde dat hij het niet wist.
Educatie is dingen leren waarvan je niet eens wist dat je ze niet wist.
- Hij spreekt alsof hij alles weet.
- Hij praat alsof hij alles weet.
Hij wist het vanaf het begin.
Niemand wist waar ze was.
Hij antwoordde dat hij het niet wist.
Niemand wist wie het gedaan had.
Hij praat alsof hij alles weet.
Ken praat alsof hij alles weet.
Tom wist dat Marie moe was.
maar omdat hij wist
- Hij kon niet heel snel lopen.
- Hij kon niet heel snel rennen.
Tom wist niet eens wie het was.
Zij praat alsof ze alles weet.
Tom wist dat het verhaal niet waar was.
Hij spreekt slecht Frans.
Tom zei dat hij het niet wist.
Tom wist niet welke bus hij moest nemen.
Tom wist niet hoe hij Maria moest bedanken.
Tom wist dat er een probleem was.
Sami wist niet waar Layla was.
Tom wist niet dat Maria Frans verstaat.
Dat wist ze door een zesde zintuig.
Tom wist niet wat met de kliekjes aan te vangen.
Ze kon lezen toen ze vier was.
Tom wist niet waar zijn pen was.
Sami wist niks van de Koran.
Oma wist niet dat ik homoseksueel was.
Tom wist niet dat Mary Frans kende.
Tom zei dat hij niet wist wat hij moest doen.
Tom wist niet dat Maria Frans verstaat.
- Tom had geen idee waarom Maria niet gelukkig was.
- Tom had geen idee waarom Maria niet blij was.
Tom wist niet waar Maria was gaan skiën.
Het is frappant dat hij er niks van afwist.
Hij wist niet wat te zeggen, en dus zweeg hij.
Tom zei dat hij wist waar Maria het gestolen geld heeft verstopt.
Hij wist niet wat hij moest zeggen en bleef daardoor stil.
Iedereen wist dat ze goed Engels kon.
wist instinctief dat onze familie gebaat zou zijn bij een homofiele zoon.
Ze weet niet wat ze de kinderen op kerstavond moet geven.
Tom zei dat hij wist waar Maria het gestolen geld heeft verstopt.
Hij hoopte niet op redding, hij wist dat hij geen hoop had.
Maria kende noch zijn naam, noch zijn telefoonnummer.
Niemand wist wie het gedaan had.
Het klinkt ouderwets, maar ze waren hun tijd ver vooruit.
Hij spreekt alsof hij alles weet.
Hij had wetenschappelijke vaardigheden, maar hij wist dat niet eens.
Niemand wist dat.
Tom kon niet bedenken wat hij Maria voor Kerstmis moest geven.
Hij wist niet precies tot hoelang hij verondersteld was te blijven wachten.
Hij kon niet heel snel lopen.