Examples of using "Revenir" in a sentence and their dutch translations:
Mag ik weer komen?
Ze moeten terugkomen.
Mag ik weer komen?
Mag ik weer komen?
Hij moet terugkomen.
Ze moet terugkomen.
Wanneer dien ik terug te komen?
Wanneer dien ik terug te komen?
Laten we teruggaan.
Het eerste bezwaar luidt als volgt:
Zullen die haaien terugkomen?
Tom komt binnenkort terug uit Australië.
Kom alsjeblieft terug.
Ik denk dat hij spoedig zal terugkeren.
Ze zijn zo terug.
Tom vroeg Mary om morgen terug te komen.
Om uit de schaduwen in het licht te komen.
Ik weet niet wanneer hij weer komt.
Waarop wij vragen: "Zullen we later terugkomen?"
Hij vroeg me vanmiddag hier weer te komen.
- Ik zou graag deze stad verlaten en nooit meer terugkeren.
- Ik zou graag deze stad verlaten en nooit meer terugkomen.
We kunnen nu niet meer terug. We zitten eraan vast.
- Ik ben niet zeker wanneer hij terug zal zijn.
- Ik weet niet zeker wanneer hij terugkomt.
En er is geen vaste manier om het terug te krijgen."
Zijn leiderschap hielp vele duizenden soldaten om levend terug te komen.
Zodra ze haar 15 eieren heeft gelegd, moet ze terug naar waar ze begon.
Mensen willen me steeds horen zeggen dat ik het niet terug zou draaien,
- Ik ben blij u weer te zien.
- Ik ben blij je weer te zien.
- Ik ben blij jullie weer te zien.
- Het verheugt me je terug te zien.
- Het doet me plezier je weer te zien.
Hij heeft Japan voorgoed verlaten.
Hij komt weldra terug.